3.5.Grief 2 is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat [appellante] aansprakelijk is voor de door Enexis gestelde schade. [appellante] merkt op dat de rechtbank niet onderbouwt op welke grondslag die aansprakelijkheid berust. Zij betwist primair dat tussen haar en Enexis een overeenkomst tot stand is gekomen. Zij betwist voorts dat zij toerekenbaar tekort zou zijn geschoten en, ten slotte, dat zij onrechtmatig heeft gehandeld jegens Enexis.
3.6.1.Enexis heeft bij memorie van antwoord gewezen op de overeenkomst tot levering van elektriciteit die [appellante] is aangegaan met Essent Retail Energy B.V., meer in het bijzonder op de bijgevoegde algemene voorwaarden. Zij heeft gesteld dat [appellante] Essent Retail Energy B.V. op grond van de artikelen 4, 5 en 6 van die voorwaarden heeft gemachtigd om een transportovereenkomst met Enexis aan te gaan. Artikel 4 lid 1 van deze algemene voorwaarden legt de verantwoordelijkheid voor het hebben van een recht op aansluiting uit hoofde van een aansluit- en transportovereenkomst bij de afnemer. In artikel 5 van die voorwaarden machtigt de afnemer de stroomleverancier om al datgene te doen dat nodig is om de levering te doen ingaan per de datum waarop de leveringsovereenkomst ingaat. [appellante] heeft op dit (nieuwe) standpunt van Enexis niet kunnen reageren. Het hof acht zulks ook niet nodig, omdat – ook buiten het geval van een vertegenwoordiging van [appellante] door de leverancier van elektriciteit - het hof in elk geval op na te melden grond van oordeel is dat een overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen.
3.6.2.[appellante] heeft niet betwist dat zij in 2010 en 2011 feitelijk over elektriciteit beschikte. Evenmin is betwist dat de elektriciteitsaansluiting in de woning op naam stond van [appellante] . Door de feitelijke afname van elektriciteit in dat pand heeft zij bij Enexis, die onbetwist heeft gesteld dat zij de netbeheerder is in het betreffende verzorgingsgebied, het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat zij een aansluit- en transportovereenkomst met Enexis heeft willen aangaan en is aangegaan. Een dergelijke overeenkomst vindt ook haar grondslag in de artikelen 23 en 24 van de Elektriciteitswet waarin – samengevat – wordt bepaald dat de netbeheerder verplicht is om op verzoek te voorzien in een aansluiting op het netwerk en in het transport van elektriciteit. [appellante] kon immers slechts elektriciteit afnemen door gebruikmaking van een aansluiting op het door Enexis beheerde elektriciteitsnet, terwijl ook de levering van elektriciteit slechts mogelijk was door middel van transport door Enexis als netbeheerder. Door de feitelijke afname van elektriciteit via de door Enexis ter beschikking gestelde aansluiting is derhalve in elk geval impliciet een overeenkomst tussen [appellante] en Enexis tot stand gekomen.
De omstandigheid dat [appellante] geen informatie heeft gekregen van Enexis doet aan het voorgaande niet af, nu [appellante] niet heeft gesteld welke informatie haar is onthouden en ook niet heeft gesteld – en overigens ook niet aannemelijk is – dat [appellante] bij het verstrekken van informatie als bedoeld in de aangehaalde Richtlijn zou hebben afgezien van het aangaan van een overeenkomst met Enexis. Zonder die overeenkomst zou [appellante] immers verstoken zijn gebleven van elektriciteit.
3.6.3.Het enkele feit dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen, brengt reeds met zich dat zij ten opzichte van elkaar in een verhouding staan die wordt beheerst door de beginselen van redelijkheid en billijkheid. Deze brengen mee dat een afnemer van energie in zekere mate een zorgplicht in acht dient te nemen met betrekking tot de op zijn naam geregistreerd staande elektriciteitsvoorzieningen. Dat is overigens ook in het eigen belang van de afnemer/contractant. Nu ten behoeve van de verrekening van energie gebruik wordt gemaakt van meters waarmee in beginsel de omvang van de energielevering wordt bepaald, dienen contractanten er binnen redelijke grenzen voor te zorgen dat er geen ongeoorloofde aanpassingen aan de aansluiting plaatsvinden, waardoor het verbruik niet, niet juist of niet volledig door de meter kan worden geregistreerd. Netbeheerders kunnen in de regel geen of nauwelijks toezicht houden op hetgeen er gebeurt met hun (talloze) aansluitingen in woningen en bedrijfspanden. Een degelijk toezicht kan daarentegen wel worden verwacht van hun contractuele wederpartij.
3.6.4.Dat geldt temeer in een geval als het onderhavige, waarin in een door [appellante] gehuurde woning op de zolder en in de kelder twee kweekruimten voor hennep waren ingericht. Het kan niet anders dan dat [appellante] , die in de woning woonde, op de hoogte moet zijn geweest van het feit dat deze ruimten waren ingericht als kweekruimten. Noch in eerste aanleg, noch in hoger beroep heeft [appellante] gesteld of is aannemelijk geworden dat zij van het bestaan en de inrichting van deze kweekruimten niet op de hoogte was. Dan moet het haar ook bekend zijn geweest dat in de ruimte lampen en ventilatoren waren aangebracht die stroom verbruikten. Met het oog op de omstandigheid dat de elektriciteitsaansluiting op haar naam stond, had het voor de hand gelegen dat [appellante] aan de hand van de meterstanden zou hebben gecontroleerd in hoeverre haar stroomverbruik werd beïnvloed door de aanwezigheid van de kweekruimten. Zou zij de meterstanden hebben gecontroleerd, dan had zij kunnen en moeten bemerken dat de elektriciteitsaansluiting was gemanipuleerd en had zij dienaangaande als goed beheerder van die aansluiting maatregelen moeten treffen. Door dat na te laten heeft [appellante] haar contractuele zorgplicht jegens Enexis geschonden en is zij in dat opzicht tekortgeschoten in haar verplichtingen jegens Enexis. Dat tekortschieten kan niet meer ongedaan worden gemaakt, zodat [appellante] ook in verzuim is geraakt en jegens Enexis schadeplichtig is geworden.
3.6.5.Op voormelde gronden faalt grief 2. De (subsidiair) aangevoerde grond voor aansprakelijkheid, onrechtmatig handelen, kan gelet op het voorgaande onbesproken blijven.
3.7.1.Met grief 3 heeft [appellante] de hoogte van de door Enexis gestelde schade aangevochten. Ter onderbouwing van haar verweer heeft [appellante] in hoger beroep aangevoerd dat zij de ruimtes die als kweekruimtes waren ingericht pas vanaf begin november 2010 had verhuurd. Voorts heeft [appellante] gemotiveerd betoogd dat en waarom aan de indicatoren op de door Enexis geproduceerde foto’s (de mate van vervuiling van de koolstoffilters, de hoeveelheid aanwezig stof, kalkafzetting op een grondzeil etc.) in dit geval niet de conclusie kan worden verbonden dat voorafgaand aan de aangetroffen kweek vijf eerdere kweekrondes zijn voltooid. [appellante] heeft bewijs van haar stellingname aangeboden door het horen van getuigen.
3.7.2.Enexis heeft verwezen naar foto’s die zij in eerste aanleg in het geding heeft gebracht en – ten dele – opnieuw heeft opgenomen in de memorie van antwoord. Onder meer op grond van de op die foto’s zichtbare vervuiling van aangetroffen koolstoffilters en de mate van kalkafzetting op de aangetroffen potten en het daaronder gelegen grondzeil stelt Enexis dat aan de aangetroffen kweek meer dan één en ten minste vijf kweekrondes vooraf moeten zijn gegaan. [appellante] heeft niet betwist dat op de in de processtukken opgenomen foto’s beelden zijn vastgelegd van de kweekruimten in de door haar gehuurde woning.
3.7.3.Het hof acht de door Enexis sub 6, 9 en 10 van de dagvaarding aangegeven en bij memorie van antwoord (nrs. 38 tot en met 45) nader toegelichte en met foto’s onderbouwde feiten en omstandigheden voldoende aanwijzing voor een onderbouwde schatting door Enexis dat sprake moet zijn geweest van vijf teelten, plus de aangetroffen teelt. Enexis heeft sub 9 tot en met 16 van de dagvaarding inzicht gegeven in de in dit soort zaken gebruikelijke wijze waarop zij haar schade heeft berekend. Ook de daar genoemde opsomming van aangetroffen zaken (zoals vervuilde koolfilters, stof op de assimilatiekappen, kalkaanslag op het grondzeil en in het watervat) is door [appellante] op zichzelf niet betwist. Door een illegale aftakking te (laten) maken buiten de meter om, althans deze te gedogen terwijl zij moest, althans had moeten weten dat deze was gemaakt, heeft [appellante] zelf bewerkstelligd of laten bewerkstelligen dat de meter geen betrouwbare weergave geeft van de hoeveelheid afgenomen elektriciteit. In dat geval kan Enexis niet anders dan een onderbouwde schatting maken van de hoeveelheid elektriciteit waarvan het verbruik niet is geregistreerd. Aan het bewijs van de omvang van deze ongeregistreerde elektriciteitsafname mogen in dergelijke gevallen geen al te zware eisen worden gesteld. Enexis mag volstaan met het leveren van bewijs van feiten of omstandigheden die de hoeveelheid afgenomen energie voldoende aannemelijk maken.
3.7.4.Daaraan heeft zij naar het oordeel van het hof vooralsnog in voldoende mate voldaan. Met name de op de foto’s zichtbare omvang van de kalkafzetting op het aangetroffen grondzeil en mate van vervuiling van de aangetroffen koolstoffilters duiden erop dat aan de aangetroffen kweekronde meer dan één eerdere kweekronde van 10 weken vooraf moet zijn gegaan en dat de kweekruimten dus, anders dan door [appellante] bij memorie van grieven gesteld, al eerder dan begin november 2010 in gebruik moeten zijn genomen. De stellingname van Enexis dat dat er vijf moeten zijn geweest is vooralsnog door [appellante] niet afdoende weerlegd, maar zij heeft wel bewijs aangeboden, onder meer van het feit dat de kweekruimten pas vanaf begin november 2010 in gebruik zijn geweest. Gelet op het daartoe strekkende aanbod van [appellante] om daartoe met name genoemde getuigen te doen horen, waaronder de betrokken fraude-inspecteur van Enexis, zal het hof haar toelaten tot het leveren van tegenbewijs tegen het voorshands bewezen geachte feit dat aan de aangetroffen kweekronde vijf eerdere kweekronden vooraf zijn gegaan. Elke verdere beoordeling en beslissing wordt aangehouden.