Op de vragen van mr. Brouwer antwoord ik als volgt.
U vraagt mij wat ik mij kan herinneren van het voorval waarvoor ik als getuige ben opgeroepen. Ik reed op die dag in mijn auto en stond onder de tunnel op de [straatnaam 1] in [plaats] . Ik wilde daar rechts afslaan richting het station. Het betreft de overgang van de [straatnaam 2] naar de [straatnaam 3] . Ik zag rechts op het trottoir een groep kinderen staan. Ik zag een meisje dat met het voorwiel van haar fiets iets op de rijbaan stond. Toen het verkeerslicht voor mij groen werd hoorde ik geclaxonneer. Ik stond opgesteld als tweede auto achter een bus van Veolia. De auto voor mij was van de getuige die hier zojuist is geweest. (raadsheer: de getuige doelt op de heer [getuige 2] ). Volgens mij toeterde de buschauffeur. Het geluid was het uitgesproken geluid van de toeter van een bus. Er werd vervolgens doorgereden. Ik zag dat de rechter zijkant van de bus tegen het wiel van dat meisje kwam. Het meisje struikelde. Ik heb haar gevraagd of alles goed met haar was. Ze zei dat dat zo was. Ik vroeg dat omdat ik wilde weten of ze geschrokken was of pijn had. De fiets is bijna gevallen, maar ze zat niet met het wiel van de fiets onder de bus. De bus stopte en ik hoorde opnieuw claxonneren door de buschauffeur. Toen reed de bus door. Ik ben er achteraan gereden. De bus reed naar de bushalte bij het station. Ik reed met mijn auto voor de bus langs en deed het raampje aan de bijrijderskant open. De buschauffeur was inmiddels uitgestapt en ik vroeg hem waarom hij doorreed. Hij zei: “dan had dat meisje maar moeten uitkijken”. Ik heb toen mijn telefoon gepakt en wilde een foto van de buschauffeur maken. Ik deed dat omdat ik het voorval wilde doorgeven aan Veolia. De buschauffeur sloeg vervolgens met zijn vuist de telefoon uit mijn hand. De telefoon kwam tegen de versnellingspook in mijn auto en er kwam een barst in het scherm. Ik heb toen gezegd dat ik dit zou melden bij Veolia en dat ik aangifte zou doen. Ik parkeerde mijn auto. De buschauffeur liep naar de algemene informatiebalie en ik ben achter hem aan gelopen. Bij de balie vond vervolgens een confrontatie plaats. Ik werd voor alles en nog wat uitgemaakt. De chauffeur zij tegen me dat ik mijn vinger in mijn kontgat kon steken. De rest kan ik mij niet meer herinneren van wat hij zei. Van de baliemedewerker van Veolia kreeg ik het telefoonnummer van Veolia. Ik heb dat nummer gebeld en naderhand een mail gestuurd met het hele verhaal. Nu u dit dicteert zeg ik u dat ik niet meer zeker weet of ik eerst gebeld heb of dat ik eerst een mail heb gestuurd. Ik heb ook aangifte gedaan van het voorval bij de politie. Ik heb daar verder niets meer van gehoord. Ik ben er verder niet meer achter aan gegaan, Veolia heeft de schade aan mijn telefoon vergoed.
Op nadere vragen zeg ik dat het midden van de zijkant van de bus het voorwiel van de fiets van het meisje raakte.
Volgens mij is de bus een seconde of vijf tot tien gestopt. Ik weet dat niet precies.
De chauffeur heeft buiten bij het station zijn middelvinger naar me opgestoken en gezegd dat ik die in mijn kontgat kon stoppen. Dat was toen ik die foto wilde maken. Binnen bij de balie zei ik tegen de medewerker dat ik het voorval wilde doorgeven. Die medewerker haalde toen de buschauffeur er bij. Ik vroeg hem weer waarom hij was doorgereden. Tot een zinvol gesprek is het niet gekomen. Ik heb alleen maar middelvingers gezien en scheldwoorden gehoord.
Op het stationsplein zag ik een chauffeur uit de bus komen die ik bij het voorval had gezien en waarvan ik het kenteken had genoteerd. Die persoon heb ik aangesproken.
Voordat ik naar de balie ging wilde ik mijn auto parkeren op een plek waar dat mocht. De buschauffeur maakte toen een beweging alsof hij zijn tas tegen mijn auto aan wilde gooien. Ik heb vervolgens mijn auto geparkeerd en ging naar binnen naar de balie. De chauffeur was inmiddels al naar binnen gelopen.
Op de vragen van mr. Bredo antwoord ik als volgt.
Ik heb waargenomen dat de bus stopte, maar ik weet niet waarom hij stopte.Op het stationsplein heb ik toen ik de chauffeur aansprak gevraagd waarom hij was doorgereden. Hij zei toen dat het meisje maar had moeten uitkijken. Ik zei toen tegen hem dat hij was doorgereden na een aanrijding en dat dat strafbaar was. Vervolgens kreeg ik dus de middelvinger te zien en schold hij mij uit. Ik kan me niet herinneren dat ik zelf gescholden heb. Ik was wel boos.