Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[verdachte] ,
feit 1(het medeplegen van moord op [slachtoffer 1] op 11 mei 2006),
feit 2(het medeplegen van moord op [slachtoffer 2] op 11 mei 2006) en
feit 3(het medeplegen van het verbergen en wegmaken van de lijken van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in de periode van 11 mei 2006 tot en met 6 mei 2014), veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 jaren, met aftrek van voorarrest. Tevens heeft de rechtbank de vorderingen van de benadeelde partijen geheel toegewezen.
feit 4(het telen van hennep in de periode van 1 januari 2006 tot en met 11 mei 2006) het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de strafvervolging verklaard wegens verjaring van het recht tot strafvordering.
- integrale vrijspraak bepleit van de onder 1 (primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair) en de onder 2 (primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair) ten laste gelegde feiten;
- aangevoerd dat het hof met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde tot een bewezenverklaring zou kunnen komen;
- de vorderingen van de benadeelde partijen niet betwist, maar wel verweer gevoerd tegen de berekening van de wettelijke rente.
wegvoerenen
vernietigenvan de lijken van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , is verjaard. Anders dan de rechtbank, is het hof van oordeel dat dit tevens geldt voor het
wegmakenvan de lijken van voornoemde slachtoffers.
die [medeverdachte] in kennis te stellen dat er onraad was in zijn hennepkwekerij en/of
in afwachting van die [medeverdachte] bij de hennepkwekerij op de uitkijk te staan en/of
die [medeverdachte] toegang tot de hennepkwekerij te verschaffen en/of
eventuele vluchtmogelijkheden van voornoemde [slachtoffer 1] te belemmeren;
die [medeverdachte] in kennis te stellen dat er onraad was in zijn hennepkwekerij en/of
in afwachting van die [medeverdachte] bij de hennepkwekerij op de uitkijk te staan en/of
die [medeverdachte] toegang tot de hennepkwekerij te verschaffen en/of
eventuele vluchtmogelijkheden van voornoemde [slachtoffer 1] te belemmeren;
die [medeverdachte] in kennis te stellen dat er onraad was in zijn hennepkwekerij en/of
in afwachting van die [medeverdachte] bij de hennepkwekerij op de uitkijk te staan en/of
die [medeverdachte] toegang tot de hennepkwekerij te verschaffen en/of
eventuele vluchtmogelijkheden van voornoemde [slachtoffer 2] te belemmeren;
die [medeverdachte] in kennis te stellen dat er onraad was in zijn hennepkwekerij en/of
in afwachting van die [medeverdachte] bij de hennepkwekerij op de uitkijk te staan en/of
die [medeverdachte] toegang tot de hennepkwekerij te verschaffen en/of
eventuele vluchtmogelijkheden van voornoemde [slachtoffer 2] te belemmeren;
Binnen in de bedrijfsruimte leidt een vaste trap van de begane grond naar de bovenverdieping. Boven aan de trap was het trapgat afsluitbaar met een luik dat aan de onderzijde kon worden afgesloten. Dit luik wordt hierna het binnenluik genoemd.
De bovenverdieping was in drie ruimtes verdeeld. Gezien vanaf de trap een ruimte waarin wat spullen lagen, vervolgens een aparte ruimte waarin hennep werd geteeld en tenslotte de ruimte tussen de kweekruimte en de achtergevel, waarin het buitenluik zat. Deze laatste ruimte wordt in navolging van het politieonderzoek voorruimte genoemd.
In opdracht van [medeverdachte] beschikte [verdachte] over de telefoons waaraan een bewegingsalarm werd doorgegeven (via sms). Via deze telefoons konden de camera’s worden aangestuurd en konden beelden worden opgevraagd.
Op 11 mei 2006 om 03:26 uur stuurt camera 1 een sms naar ‘alarm 2’ ( [verdachte] ). Dit is de eerste alarmering die [verdachte] ontvangt.
Middels forensisch onderzoek is vastgesteld dat het gaat om de stoffelijke overschotten van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
drie perforaties van het schedeldak:
- letsel A(uitschot, rechts zijwaarts; onderhuids aangetroffen projectiel 1);
- letsel B(inschot, links zijwaarts; mogelijk één schotkanaal van letsel B naar letsel A, dan is sprake van een doorschot door de hersenen, verlopend vrij recht van links naar rechts en vrijwel horizontaal);
- letsel C(links op het achterhoofd; vanaf letsel C een schotkanaal verlopend van achter naar voren; in dit schotkanaal zou een beschadiging van de hersenstam zijn opgetreden hetgeen vrijwel onmiddellijk dodelijk is; dit verloop is onder meer passend bij een nekschot; bij het tweede slachtoffer werd een vergelijkbaar schotkanaal in de schedel aangetroffen).
- letsel A(inschot op het achterhoofd op 147 centimeter van de voetzoolrand en net rechts van de middellijn);
- letsel C(uitschot boven op het hoofd op 159 centimeter van de voetzoolrand; doorschot door het hoofd verlopend van letsel A naar letsel C; doorschot door de grote hersenen met beschadiging van de hersenstam, hetgeen vrijwel onmiddellijk dodelijk is; dit schotkanaal is onder meer passend bij een nekschot; bij het andere slachtoffer werd een vergelijkbaar schotkanaal in de schedel aangetroffen);
- letsel D(schotletsel aan de buitenzijde van de rechterarm, schotkanaal verlopend naar links en rugwaarts, projectiel aangetroffen in de rugspieren rechts).
- grote hoeveelheden bloed van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , vooral op de vloer;
- een stukje hersenweefsel van [slachtoffer 1] op het plafond;
- drie hulzen, twee kogels, één kogelmantel;
- de schotbaan van een van de kogels is als volgt gereconstrueerd (foto 1 en foto 2 op p. 5313: het hof neemt waar dat de schotbaan schuin van boven naar beneden verloopt, kogelbeschadiging in de zijwand ongeveer op kniehoogte.
- twee hulzen;
- schotresten op de achtergevel op een hoogte van 151 centimeter, dichtbij de achterdeur.
Buiten aan de achterzijde zijn bloedsporen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aangetroffen op het erf, op het platte dak van de garage en op de achtergevel van de bedrijfsruimte en de zijgevel van de garage.
Eerste aanhouding: 11 december 2006 – 26 februari 2007 (78 dagen). Beroep op zwijgrecht.
Tweede aanhouding: 30 oktober 2012 – 20 december 2012 (52 dagen). Beroep op zwijgrecht.
Derde aanhouding: 8 april 2014 – heden. Aanvankelijk beroep op zwijgrecht, maar vanaf 18 april 2014 is [verdachte] inhoudelijk gaan verklaren over het ten laste gelegde.
- op 11 mei 2006 was ik thuis (in [woonplaats] ; hof) toen ik een melding kreeg op mijn gsm dat er beweging was in het hok/de hennepkwekerij aan de Patersstraat in Venray; ik denk dat ik [medeverdachte] ( [medeverdachte] ; hof) heb gebeld; [medeverdachte] zei ga maar kijken (p. 1385-1386);
- in ben met mijn auto naar Venray gereden, heb daar de auto geparkeerd en ben via een steegje naar de achterzijde van de kwekerij gelopen (p. 1386);
- ik zag dat de luiken boven het plat dak van de garage open stonden (het buitenluik; hof); ik zag door de opening licht naar buiten komen; ik meen dat ik stemmen heb gehoord (p. 1386);
- ik ben daar weggegaan, ben ergens tussen de auto’s gaan zitten en heb [medeverdachte] gebeld; die zei dat ik daar moest blijven en dat hij eraan zou komen (p. 1386);
- [medeverdachte] heeft zijn auto geparkeerd in de buurt van mijn auto; toen hij belde dat hij eraan kwam ben ik naar mijn auto gelopen (p. 1386);
- toen haalde [medeverdachte] een wapen uit zijn kofferbak, groter dan een pistool, vergelijkbaar met een kleine uzi; het wapen had een schoudersteun, dat heb ik gezien toen wij later aan de achterzijde van de kwekerij stonden en [medeverdachte] dit wapen op zijn schouder zette en naar boven gericht hield (p. 1387);
- ik schrok ervan toen [medeverdachte] dit wapen pakte, maar ik dacht dat dit ter bescherming was; ik dacht dit is voor af te schrikken (p. 1387);
- toen wij bij [medeverdachte] zijn auto stonden gaf [medeverdachte] mij een pistool dat hij in zijn auto had liggen; ik vroeg hem wat ik hiermee moest; hij zei dat dit was om mijzelf te beschermen; de houder was eruit en toen [medeverdachte] de houder in het pistool deed zag ik het bovenste kogeltje zitten (p. 1388);
- uiteindelijk zijn wij via de voorzijde in de Patersstraat via het steegje naast het café naar de kwekerij gelopen, hebben met een sleutel de deur geopend, zijn naar binnen gegaan en zijn binnendoor naar de deur aan de achterzijde gelopen (p. 1387);
- na het openen van de achterdeur is [medeverdachte] buiten onder het luik gaan staan en heeft hij dat vuurwapen op de opening van de luiken boven de garage gericht; ik ben terug naar binnen gelopen en [medeverdachte] is daar (buiten) blijven staan;
- ik ben binnen de trap opgelopen; bovenaan de trap zat een luik (het binnenluik; hof), dat heb ik open gemaakt; vervolgens heb ik de deur naar de kwekerij open gemaakt en zag een leeggehaalde kwekerij; via de kwekerij ben ik naar de achterzijde van het pand (naar de zogenaamde voorruimte; hof) gelopen (p. 1388);
- ondertussen kwam [medeverdachte] ook achter mij aan, dit was vrij vlug nadat ik de kwekerij was ingelopen; ik denk dat wij ongeveer bij elkaar waren toen wij bij die achterste ruimte uitkwamen; wij zijn deze achterste ruimte binnen gelopen (p. 1388);
- ik zag twee jongens; één jongen stond in de opening van het luik; ik zag dat deze jongen gewond was, dat hij bloedde aan zijn arm of hand, volgens mij zijn rechter arm of hand; dit was al voordat [medeverdachte] hier boven (in de voorruimte; hof) geschoten had; het leek mij dat deze jongen heel erg geschrokken was (p. 1389);
- de tweede jongen stond voor ons gezien wat meer naar links; volgens mij waren ze erg geschrokken; ze schreeuwden wat, iets wat Arabisch klonk; op het moment dat wij binnen kwamen gingen de jongens dichter bij elkaar staan (p. 1389);
- ik hoorde iets; geen knal maar meer een zacht sjoek sjoek sjoek; geen salvo maar losse geluiden; ik denk twee of drie schoten, maar dan gedempt; dat geluid kwam van het vuurwapen van [medeverdachte] , dat had hij in zijn hand met de voorzijde richting die jongens; ik zie dan dat die jongens beiden op de grond vallen; ik dacht dat ze meteen dood waren; ik zag niet meer dat ze bewogen en ik hoorde ook niets meer (p. 1389);
- volgens mij hebben wij de luiken een beetje dichtgetrokken en zijn wij naar beneden gelopen; wij zijn door de achterdeur naar buiten gelopen; wij zagen toen in de verte een jongen staan; [medeverdachte] riep vervolgens iets naar deze jongen, ik zag hierop dat deze jongen wegrende (p. 1390);
- we zijn hierna terug naar binnen gegaan, hebben de achterdeur afgesloten en zijn via de voordeur weer naar buiten gelopen; bij onze auto’s zijn we uit elkaar gegaan; [medeverdachte] zei dat ik terug moest richting Venlo en bij de loods moest wachten; ik ben toen naar de loods in Tegelen gegaan en heb daar een tijd op [medeverdachte] gewacht; onderweg naar de loods heb ik nog een keer contact met [medeverdachte] gehad (p. 1390);
- [medeverdachte] kwam ook bij de loods, hij was alleen; hij zei dat ik mee terug moest om die jongens op te halen; wij zijn toen terug naar Venray gereden, [medeverdachte] met zijn auto en ik met de Ford bus; in Venray heb ik de bus met de achterkant voor de achterdeur van de kwekerij gezet; ik heb de jongens vanaf het platte dak (van de garage; hof) naar beneden laten zakken en [medeverdachte] heeft hen in de bus geladen; de jongens voelden koud aan met vastpakken en bewogen niet meer, hieruit concludeerde ik dat ze dood waren (p. 1391-1392);
- we zijn toen teruggereden naar de loods in Tegelen; de bus (met de slachtoffers erin; hof) is in één van de twee loodsen geparkeerd (p. 1392);
- op een geven moment kwamen er meer mensen bij de loods, onder wie [getuige 3] en [getuige 4] ; van [medeverdachte] moesten we weer terug naar Venray om dat weedhok leeg te maken; [medeverdachte] vertelde onder andere dat ik alleen naar boven mocht; voor mij was dat duidelijk (p. 1392-1393);
- in Venray hebben ze beneden de weed eruit gehaald; ik ben naar boven gegaan en heb hier twee camera’s meegenomen; boven lagen nog enkele plastic zakken met weed, die heb ik door het luik naar beneden gegooid; onder is één camera meegenomen; de weed is vervolgens naar de Boekend (Venlo; hof) gebracht om te knippen (p. 1393-1394);
- ik ben de hele dag verder bij [medeverdachte] gebleven; we zijn onder andere bij hem thuis geweest in [woonplaats] ( [woonplaats] te Duitsland; hof) om te douchen en andere kleren aan te trekken; ik ben met [medeverdachte] meegereden om naar locaties te kijken waar die jongens achtergelaten konden worden; we zijn bij de Boerenbond in Velden geweest om spullen te kopen, zoals meerdere scheppen, laarzen, overalls en een afdekzeil; met die scheppen hebben we in Arcen een gat gegraven; we zijn nog naar Venray gereden, maar daar was politie, ik schat dat we daar rond 23.00 uur waren; toen zijn we naar Tegelen gereden, naar de loods. Daar hebben we de jongens ieder in een dekzeil gewikkeld en hen terug gelegd in de Ford bus; toen zijn we naar Arcen gereden en hebben we de jongens in het gat gelegd en toen zand erover (p. 1394-1397).
- één van de twee jongens wilde, op het moment dat hij ons zag, gaan bellen; wij hebben toen gezegd dat hij niet moest bellen; dit was niet de jongen die gewond was aan zijn arm maar de andere jongen (p. 7434);
- ik herinner mij nu dat, toen ik daar voor de eerste keer was en [medeverdachte] nog niet, ik steentjes tegen de luiken (het buitenluik; hof) heb gegooid. Ik wilde laten merken dat ze ontdekt waren en dat ze wegwaren voordat [medeverdachte] kwam; toen schoot mij te binnen dat er mogelijk mensen naar buiten zouden komen en ik daar met lege handen zou staan (p. 7436);
- [medeverdachte] is achter (buiten) gaan staan. Ik neem aan dat ik van hem de opdracht heb gekregen om het luik naar de bovenverdieping (het binnenluik; hof) te openen; ik maakte daarbij geluid en hoopte dat zij zouden horen dat er iemand was (p. 7436);
- vraag: wat wilde je hiermee bereiken?
antwoord: ik weet het niet, er is altijd gezegd dat de jongens klappen zouden krijgen (p. 7437);
- volgens mij had ik het pistool dat [medeverdachte] mij gegeven had in mijn handen toen wij de voordeur hebben opengemaakt, maar had ik het niet meer in mijn handen toen ik het luik naar boven geopend heb (p. 7437).
- vraag: waar werden de jongens geraakt?
antwoord: een jongen werd één keer geraakt en de andere twee keer; voor mijn gevoel werd de jongen die al gewond was één keer geraakt (p. 7449);
- het gevoel dat die jongens direct dood waren komt meer door de plaats waar ze geraakt waren door de kogels, maar als jullie vragen waar die jongens geraakt werden moet ik zeggen dat ik dat niet weet, ik denk door die blokkade (p. 7449);
- vraag: kun je aangeven hoe [medeverdachte] het wapen vast had?
antwoord: beneden had hij iets uitgeklapt of uitgeschoven dat hij tegen zijn schouder zette. Van boven heb ik hetzelfde beeld. Hieruit bleek meteen de geoefendheid van [medeverdachte] in de omgang met vuurwapens (p. 1450);
- vraag: wat weet je van [medeverdachte] in relatie tot vuurwapens?
antwoord: in principe dat hij de sport een behoorlijke tijd beoefend heeft. Dit was [medeverdachte] zijn sport en hij heeft hierin ook aan wedstrijden deel genomen (p. 7450).
- voorop het vuurwapen van [medeverdachte] zat een demper (p. 7462);
- vraag: op het moment van het schieten, wat deden de jongens, keken ze jullie aan of wendden ze zich af?
antwoord: ik heb de hele tijd het idee gehad dat er tenminste één naar ons keek en frontaal naar ons toestond. Dit was de jongen die wilde bellen. Die gewonde jongen stond gericht op de andere jongen; toen wij de jongen met de telefoon toeriepen haalde hij de telefoon weg bij zijn oor en deed hier nog een handeling mee (p. 7463).
- ik was iets voor 4.00 uur in Venray en ik had mijn auto geparkeerd op de Julianasingel. Ik ben toen de Poststraat ingelopen, dat is het steegje achter de loods, om te kijken wat er aan de hand was. Ik zag dat de luiken opengebroken waren en ik dacht stemmen te horen. Ik heb geprobeerd om met stenen te gooien naar het luik, om zo te laten merken dat ze ontdekt waren. Ik dacht door stenen te gooien laat ik merken dat ik er ben. Ik wist niet hoeveel mensen er binnen waren en ik bedacht mij, dat als zij naar buiten zouden komen, ik maar alleen was en met lege handen zou staan. Dus ik ben weggelopen, de Poststraat in. Ondertussen heb ik contact gehad met de medeverdachte en heb ik mij verstopt tussen een aantal geparkeerde auto’s;
- omdat zij de hennepkwekerij ripten, hadden zij wellicht ook wapens mee;
- toen heb ik toch het wapen aangepakt. [medeverdachte] heeft overredingskracht, hij accepteert geen nee;
- ik denk dat de medeverdachte gezegd heeft dat zij ook gewapend zouden kunnen zijn;
- in de loods in Tegelen hebben we niet echt gesproken. Ik geloof dat ik [medeverdachte] daar nog heb gevraagd waarom die jongens dood moesten. (…) Hij maakte mij duidelijk dat ik in hetzelfde schuitje zat en dat ik er met niemand over mocht praten. Ik moest naar hem luisteren en doen wat hij zei, dan zou ik geen problemen met hem krijgen. Op zijn manier maakte hij dat duidelijk. Hij zegt iets niet, het is soort commando. Hij duldt geen tegenspraak. Als je niet doet wat hij zegt, dan krijg je problemen.
- [medeverdachte] ’s wil is wet.
De verklaringen van [verdachte] over het weghalen (uit de kwekerij in Venray) en later begraven (in een kuil in Arcen) van de stoffelijke overschotten van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] vinden steun in de bloedsporen van de slachtoffers buiten de kwekerij (nr. 30), de bon van de Boerenbond volgens welke onder meer twee spaden en twee paar laarzen zijn gekocht (nr. 25) en het op aanwijzing van [verdachte] aantreffen van de stoffelijke overschotten in een kuil te Arcen.
- i) In algemene zin is bekend – en dit was in 2006 niet anders – dat bij het rippen van hennep nogal eens dodelijk geweld wordt gebruikt als de rippers worden ontdekt;
- ii) Weliswaar is niet gebleken dat [medeverdachte] en [verdachte] tevoren hadden afgesproken dat ze in voorkomende gevallen met potentieel dodelijk geweld zouden ingrijpen, maar [verdachte] , die de eerstverantwoordelijke was voor de bewaking van [medeverdachte] ’ hennepkwekerijen, wist wel dat hij opereerde in een crimineel milieu van lucratieve hennepteelt op grote schaal, waarin geweld niet wordt geschuwd – zie (i) – en hij kende ook het bazige karakter van [medeverdachte] (nr. 37) en wist dat [medeverdachte] een geoefend schutter was;
- iii) [medeverdachte] bracht vuurwapens mee waarvan hij er één aan [verdachte] heeft gegeven. [verdachte] heeft gezien dat het pistool dat hij kreeg voorzien was van munitie. Bij het verdelen van de vuurwapens is besproken dat de indringers ook bewapend zouden kunnen zijn. [medeverdachte] en [verdachte] zijn vervolgens op zoek gegaan naar de personen in de kwekerij, zodat het ook voor [verdachte] duidelijk was dat [medeverdachte] uit was op een gewapende confrontatie. [verdachte] heeft zich toen niet gedistantieerd maar is blijven meedoen met [medeverdachte] ;
- iv) [verdachte] (nr. 34) heeft verklaard dat hij zich realiseerde – toen [medeverdachte] er nog niet was – ‘dat er mogelijk mensen naar buiten zouden komen en ik daar dan met lege handen zou staan’;
- v) Bij het binnengaan via de voorkant van de kwekerij had [verdachte] het hem door [medeverdachte] verstrekte vuurwapen in zijn hand. Hieruit blijkt de mentale bereidheid van [verdachte] om het vuurwapen te gebruiken;
- vi) [medeverdachte] is op het achtererf buiten in een schietgerede positie gaan staan, richtend op de uitgang waarlangs de personen in de kwekerij zouden kunnen proberen weg te komen;
- vii) [medeverdachte] droeg [verdachte] op het binnenluik te openen en naar de bovenverdieping te gaan. Het kan niet anders dan dat [verdachte] zich heeft gerealiseerd (a) dat [medeverdachte] bereid was te schieten en (b) dat de twee uitgangen om de bovenverdieping te verlaten afgedekt waren, het buitenluik door [medeverdachte] en het binnenluik door hemzelf, zodat feitelijk sprake was van het omsingelen dan wel insluiten van de personen op de bovenverdieping met wie de confrontatie werd aangegaan;
- viii) De verklaring van [verdachte] over wat zich in de voorruimte heeft afgespeeld is ongeloofwaardig. Met name is onjuist zijn verklaring dat [medeverdachte] vrijwel meteen na het betreden van de voorruimte en voor hem, [verdachte] , totaal onverwacht drie maal op de slachtoffers heeft geschoten. [verdachte] heeft meteen bij binnenkomst gezien dat één van de jongens een bloedende verwonding had, waaruit hij heeft kunnen afleiden dat [medeverdachte] had geschoten op de jongens kennelijk toen die via het buitenluik trachtten weg te komen. Er is nog gecommuniceerd met de jongens (‘niet bellen’) en de slachtoffers moeten in een positie zijn gemanoeuvreerd waarin ze een nekschot hebben gekregen. [verdachte] heeft hierbij [medeverdachte] niet weerhouden hoewel de bedoeling van [medeverdachte] voor [verdachte] onmiskenbaar moet zijn geweest.
medeplegen van doodslag.
medeplegen van doodslag.
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) jaren.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
€ 2.256,12 (tweeduizend tweehonderdzesenvijftig euro en twaalf cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
€ 2.256,12 (tweeduizend tweehonderdzesenvijftig euro en twaalf cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
32 (tweeëndertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Vordering van de benadeelde partijen [benadeelde partijen 2]
€ 10.498,40 (tienduizend vierhonderdachtennegentig euro en veertig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
€ 10.498,40 (tienduizend vierhonderdachtennegentig euro en veertig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
87 (zevenentachtig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van de slachtoffers niet opheft.