Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[verdachte] ,
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2012 tot en met 24 april 2014 in de gemeente Maastricht, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers:
- is hij, verdachte, veelvuldig bij een of meer van voornoemde perso(o)n(en) aan de deur geweest, althans heeft hij, verdachte, zich veelvuldig in de nabijheid van de woning van één of meer van voornoemd(e) perso(o)n(en) opgehouden en/of
- heeft hij, verdachte, (meermalen) (een) brie(f)(ven)/(kerst)kaart(en) gezonden naar een of meer van genoemde perso(o)n(en), dan wel (meermalen) (een) brief(ven)/(kerst)kaart(en) in de brievenbus(sen) van een of meer van deze perso(o)n(en) gestopt en/of
- heeft hij, verdachte, diverse e-mailberichten verzonden aan een of meer van voornoemd(e) perso(o)n(en) en/of
- heeft hij, verdachte, vele telefoontjes gepleegd naar een of meer van voornoemde personen;
hij op of omstreeks 24 april 2014 in de gemeente Maastricht, [slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 6] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik bepaal zelf wat ik doe, kom maar eens hier, ik maak je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
hij op of omstreeks 24 april 2014 in de gemeente Maastricht, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 6] ), (meermalen) heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
hij op of omstreeks 24 april 2014 in de gemeente Maastricht, opzettelijk en wederrechtelijk een (personen)auto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd.
hij in de periode van 1 november 2012 tot en met 24 april 2014 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , met het oogmerk die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] te dwingen iets te doen en/of vrees aan te jagen, immers:
- is hij, verdachte, bij een of meer van voornoemde personen aan de deur geweest en
- heeft hij, verdachte, meermalen een brief gezonden naar een of meer van genoemde personen en
- heeft hij, verdachte, diverse e-mailberichten verzonden aan een of meer van voornoemde personen en
- heeft hij, verdachte, een telefoontje gepleegd naar een van voornoemde personen;
hij op 24 april 2014 in de gemeente Maastricht, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 6] ), meermalen heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
hij op 24 april 2014 in de gemeente Maastricht, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto, toebehorende aan [slachtoffer 6] , heeft beschadigd.
A.
B.
Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de vereiste stelselmatigheid ontbreekt, nu slechts twee brieven zijn overgelegd die steun zouden kunnen bieden aan de aangifte.
Een en ander leidt er naar de mening van de verdediging toe dat ook ten aanzien van de ten laste gelegde belaging van [slachtoffer 5] vrijspraak moet volgen.
C.
In september 2013 zag zij hem in de straat en hoorde zij dat hij aan deur was geweest. Aangeefster heeft de verdachte herkend van een haar getoonde foto. Zij voelt zich angstig en onveilig door de situatie.
4 augustus 2013 ontving [slachtoffer 2] e-mails, ondertekend door ‘ [achternaam verdachte] en [familienaam] ’. Het e-mailadres was [e-mailadres] en in de kop van de afzender stond onder meer ‘ [voornaam verdachte] ’. Omdat [slachtoffer 2] wist dat [voornaam verdachte] [achternaam verdachte] zijn moeder [slachtoffer 1] reeds enige tijd lastig viel, vermoedde hij dat hij met de verdachte van doen had. In zijn eerste mail werd gevraagd naar een persoonlijk onderhoud met [slachtoffer 2] . Op 14, 15 en 16 augustus 2013 kreeg [slachtoffer 2] nogmaals een e-mail. Op 16 en 18 augustus 2013 werd tevens een mail gestuurd naar Radar, de organisatie waarvoor [slachtoffer 2] werkzaam is.
Uit de e-mails blijkt dat de verzender weet hoe [slachtoffer 2] eruit ziet, hoe laat hij begint met werken en dat hij kinderen heeft. De verzender van de e-mails beledigde [slachtoffer 2] , onder meer met de woorden ‘beste kerel, lelijke, vieze, smerige hond of mogelijke drugsverslaafde of andere crimineel’. Door deze handelswijze ervoer [slachtoffer 2] een inbreuk op zijn privacy en maakte hij zich zorgen over zijn kinderen.
8 september 2013 ontving aangever elke minuut een e-mailbericht. Tussen 8 september 2013 en 6 oktober 2013 kreeg hij om de 5 á 6 dagen op een dag 3 e-mails per minuut.
D.
Het hof is van oordeel dat de feitelijke gang van zaken ten aanzien van de verzoeken jegens [slachtoffer 4] op essentiële punten overeenkomsten vertoont met de feitelijke gang van zaken ten aanzien van de verzoeken gericht aan [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Daarbij heeft het hof in aanmerking genomen dat de modus operandi – zoals hiervoor weergegeven – vrijwel identiek is, de belagingen in dezelfde regio hebben plaatsgevonden en dat steeds werd verzocht om een bidprentje en/of rouwbrief. Naar het oordeel van het hof kan het daarom niet anders zijn dan dat het de verdachte is geweest die de brieven aan [slachtoffer 4] heeft verstuurd.
e-mails via haar koor over een periode van november 2012 tot en met september 2013. Weliswaar was de frequentie van de handelingen niet hoog, doch de intensiteit van de handelingen (in huis binnenkomen en dreigen met een krant) en de impact op aangeefster (gevoelens van angst en onveiligheid) waren dusdanig dat het hof van oordeel is dat voldaan is aan de vereisten voor belaging.
e-mails die overgingen in beledigende en bedreigende toon terwijl de vader van aangever net was overleden. Gelet op de intensiteit hiervan acht het hof ook ten aanzien van [slachtoffer 3] voldaan aan de vereisten voor belaging.
E.
belaging, meermalen gepleegd.
mishandeling.
Het hof rekent het de verdachte zeer aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
In de rapportage van het Pieter Baan Centrum hebben psycholoog in opleiding drs. [naam psycholoog 1] , psycholoog drs. [naam psycholoog 2] en psychiater drs. [naam psychiater] geconcludeerd dat bij de verdachte sprake is van een obsessief-compulsieve stoornis en een autismespectrumstoornis. Zijn obsessie tot het verzamelen van onder meer bidprentjes
is mede ingegeven om overzicht op de wereld om hem heen te houden. Genoemde stoornissen speelden een rol bij de ten laste gelegde feiten. De psychologen en psychiater achten hem verminderd toerekeningsvatbaar ten aanzien van de aan hem ten laste gelegde feiten.
Het hof neemt die conclusie van de gedragsdeskundigen over en maakt deze tot de zijne. Verdachte is aldus verminderd toerekeningsvatbaar ten aanzien van de aan hem ten laste gelegde feiten.
Gedurende de proeftijd mag de verdachte op geen enkele wijze, noch telefonisch, noch per post of e-mail – direct of indirect – contact opnemen, zoeken of hebben met de personen jegens wie hij de bewezen verklaarde feiten heeft gepleegd, te weten [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] .
€ 350,00, vermeerderd met de wettelijke rente op de wijze zoals hiervoor is vermeld, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan de slachtoffers bevordert.
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
600 (zeshonderd) dagen;
141 (honderdeenenveertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
€ 725,76 (zegge: zevenhonderdvijfentwintig euro en zesenzeventig cent) bestaande uit € 475,76 (zegge: vierhonderdvijfenzeventig euro en zesenzeventig cent) materiële schade en € 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
€ 725,76 (zegge: zevenhonderdvijfentwintig euro en zesenzeventig cent)bestaande uit € 475,76 (zegge: vierhonderdvijfenzeventig euro en zesenzeventig cent) materiële schade en € 250,00 (zegge: tweehonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
14 (veertien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
€ 350,00 (zegge: driehonderdvijftig euro)ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
€ 350,00 (zegge: driehonderdvijftig euro)als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7
(zeven) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;