ECLI:NL:GHSHE:2017:613

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 februari 2017
Publicatiedatum
21 februari 2017
Zaaknummer
200.174.915_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van een bestuurder bij faillissement van een rechtspersoon na verkoop van een geleasede machine

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van een bestuurder van een rechtspersoon, [appellant], die betrokken was bij de verkoop van een graafmachine die door de rechtspersoon was geleased. De rechtspersoon, [Groep aanneming] Groep Aanneming B.V., ging failliet, waarna de leasemaatschappij, AAL, de bestuurder aansprakelijk stelde voor de schade die zij had geleden. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder geoordeeld dat de bestuurder in strijd had gehandeld met de lease-overeenkomst door de graafmachine te verhuren aan een derde partij, [verhuur & grondverzet] Verhuur & Grondverzet B.V., zonder toestemming van AAL. De rechtbank stelde de schade op € 203.073,- en veroordeelde de bestuurder tot betaling hiervan.

In hoger beroep vorderde [appellant] dat de eerdere vonnissen zouden worden vernietigd en dat de vorderingen van AAL zouden worden afgewezen. Het hof beoordeelde de grieven van [appellant] en oordeelde dat de rechtbank de juiste maatstaf had gehanteerd bij de beoordeling van de aansprakelijkheid. Het hof concludeerde dat [appellant] als bestuurder ernstig verwijtbaar had gehandeld door de graafmachine te verhuren terwijl hij wist dat dit in strijd was met de lease-overeenkomst. Het hof vernietigde het eerdere vonnis voor wat betreft de schadeberekening en stelde de schade vast op € 134.500,-, die [appellant] aan AAL moest betalen, vermeerderd met wettelijke rente.

Het hof compenseerde de proceskosten, waarbij iedere partij haar eigen kosten droeg. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van bestuurders bij het aangaan van financiële verplichtingen en de gevolgen van onzorgvuldig handelen in het kader van faillissement.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

afdeling civiel recht
zaaknummer 200.174.915/01
arrest van 21 februari 2017
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. L.E. van Hevele te Oostburg, gemeente Sluis,
tegen
[AAL],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. K.M. van Zwieten te Amsterdam,
op het bij exploot van dagvaarding van 6 augustus 2015 ingeleide hoger beroep van de vonnissen van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, civiel recht, zittingsplaats Middelburg van 8 oktober 2014 en 17 juni 2015, gewezen tussen appellant - [appellant] - als gedaagde in de hoofdzaak en geïntimeerde -AAL- als eiseres in de hoofdzaak.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr./rolnr. C/12/85465/HA ZA 12-239)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnissen en naar het vonnis in het incident van 6 maart 2013 en de vonnissen van 22 mei 2013 en 14 augustus 2013 waarin telkens een verschijning van partijen is bevolen.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven waarbij een productie is overgelegd;
- de memorie van antwoord.
Vervolgens hebben partijen arrest gevraagd en is bepaald dat arrest zal worden gewezen. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De gronden van het hoger beroep

Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.

4.De beoordeling

4.1
De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 8 oktober 2014 onder “3. De feiten” vastgesteld van welke feiten bij de beoordeling van het geschil is uitgegaan. Die feiten zijn niet bestreden, zodat ook het hof van die feiten, voor zover thans nog van belang, zal uitgaan.
a. [appellant] was van 30 december 2003 tot 15 maart 2011 bestuurder van Holding [Holding groep] Groep B.V. (verder: Holding [Holding groep] Groep).
Holding [Holding groep] Groep was op haart beurt vanaf 30 december 2003 enig bestuurder van [Groep aanneming] Groep Aanneming B.V. (verder: [Groep aanneming] Groep Aanneming) en [Groep handel] Groep Handel B.V. (verder: [Groep handel] Groep Handel).
b. Van 16 april 2010 tot 15 september 2010 had [Groep handel] Groep Handel een graafmachine van het merk Caterpillar, type 330D-L, bouwjaar 2007 (verder: de graafmachine) in eigendom.
c. Op 15 september 2010 heeft [Groep handel] Groep Handel de graafmachine verkocht aan [Groep aanneming] Groep Aanneming.
d. Op 18 oktober 2010 is tussen AAL en (onder andere) [Groep aanneming] Groep Aanneming een raamovereenkomst financiële lease gesloten (productie 1 dagvaarding in eerste aanleg). Onder meer de Holding [Holding groep] Groep, [Groep aanneming] Groep Aanneming en [Groep handel] Groep Handel worden hierin aangeduid als “de Cliënt”.
Art. 5 van de raamovereenkomst houdt onder meer in:
“b. De Client staat er jegens [AAL] voor in, dat de laatste de volledige en onbezwaarde eigendom van het object verkrijgt. (…)”
[appellant] heeft de raamovereenkomst financiële lease namens [Groep aanneming] Groep Aanneming ondertekend.
e. Eveneens op 18 oktober 2010 heeft AAL aan [Groep aanneming] Groep Aanneming een bereidstellingsofferte uitgebracht voor onder andere de graafmachine (productie 2 dagvaarding in eerste aanleg).
In de offerte schrijft AAL, voor zover van belang:
“(…)
Het doet ons genoegen u mee te delen dat wij bereid zijn onder de voorwaarden en bepalingen van de raamovereenkomst financiële lease d.d. 18 oktober 2010 ten behoeve van u het (…) navolgende object (…) te kopen.
1a Object : Graafmachine
Merk : Caterpillar
(…)
3a Leaseperiode/termijn: 60 maanden van EUR 4.829,00
(…)
4 Ingangsdatum : nader te bepalen.
[appellant] heeft de bereidstellingsofferte namens [Groep aanneming] Groep Aanneming ondertekend.
f. Ter uitvoering van de bereidstellingsofferte heeft [Groep aanneming] Groep Aanneming op 22 oktober 2010 onder andere de graafmachine verkocht en geleverd aan AAL. Er is sprake van een sale & lease-back overeenkomst tussen [Groep aanneming] Groep Aanneming en AAL.
g. Eveneens op 22 oktober 2010 heeft [Groep aanneming] Groep Aanneming ten aanzien van de graafmachine een huurkoopovereenkomst (productie 10 dagvaarding in eerste aanleg) gesloten met [verhuur & grondverzet] Verhuur & Grondverzet B.V. (verder: [verhuur & grondverzet] ). [appellant] heeft deze huurkoopovereenkomst namens [Groep aanneming] Groep Aanneming ondertekend.
De huurkoopovereenkomst is aangegaan voor de duur van vier jaar (48 maanden) met een huursom van € 5.365,49 per maand (exclusief btw). De betalingen zouden voor de eerste maal dienen te geschieden op 1 mei 2010. De laatste termijn zou betaald moeten worden op 1 april 2014.
h. Op 4 november 2010 is op basis van de bereidstellingsofferte van 18 oktober 2010 een lease-overeenkomst gesloten met nummer [lease-overeenkomstnummer] met betrekking tot de graafmachine (verder: de lease-overeenkomst, productie 4 dagvaarding in eerste aanleg). Het investeringsbedrag voor de graafmachine bedraagt € 255.000,--, resulterend in een leasebedrag van € 4.829,-- per maand voor de duur van 60 maanden. De koopoptie voor de graafmachine bedraagt € 255,-- na afloop van de vaste leaseperiode. Het Certificaat Financiële Lease-overeenkomst nummer [certificaat Financiële Leaese-overeenkomst] is door [appellant] namens [Groep aanneming] Groep Aanneming ondertekend.
i. In de Algemene Voorwaarden Financiële Lease van AAL (in het aan het hof overgelegde dossier zijn die voorwaarden overgelegd als laatste pagina van productie 2 dagvaarding in eerste aanleg (tot en met art. 7, lid 3, eerste acht regels), en verder als productie 5 dagvaarding in eerste aanleg) is onder meer het volgende bepaald:

Artikel 1 leaseovereenkomst; Object; eigendom1. [AAL] , hierna te noemen [AAL] , en de Cliënt hebben een leaseovereenkomst gesloten op grond waarvan [AAL] aan de Cliënt het in de leasovereenkomst gespecificeerde object, hierna te noemen: “het Object” in gebruik ter beschikking stelt gelijk de Cliënt het Object in gebruik neemt voor de overeengekomen periode en tegen de overeengekomen periodieke betalingen.2. Zowel het Object als de desbetreffende leverancier van het Object zijn door de Cliënt zelf gekozen. [AAL] zal de kooprijs van het Object aan de leverancier voldoen. Na eigendomsoverdracht van het Object door de leverancier aan [AAL] , zal [AAL] het Object aan Cliënt in gebruik geven. [AAL] blijft eigenares van het Object. De Cliënt houdt het Object voor [AAL] onder zich. Aan de Cliënt komen evenwel alle fiscale rechten met betrekking tot het Object toe. [AAL] zal zich onthouden van elke aanspraak op de fiscale rechten. Gedurende de looptijd van de leaseovereenkomst is het risico van het Object voor rekening van de Cliënt.(…)
Artikel 5 Verbod van verhuur:
De Cliënt is niet gerechtigd het Object te verpanden of anderszins te bezwaren. Evenmin mag de Cliënt het Object verhuren of op enigerlei andere wijze aan derden in gebruik geven zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van [AAL] .
j. Op 24 april 2012 is [Groep aanneming] Groep Aanneming in staat van faillissement verklaard met aanstelling van mr. J.B. de Meester tot curator.
k. Op 31 mei 2012 heeft [verhuur & grondverzet] de graafmachine doorverkocht aan [beheer & exploitatie] Beheer & Exploitatie B.V. (verder: [beheer & exploitatie] ) voor een verkoopprijs van € 160.055,- (productie 11 dagvaarding in eerste aanleg).
l. De curator van [Groep aanneming] Groep Aanneming heeft [verhuur & grondverzet] bij brief van 19 juni 2012 gesommeerd tot afgifte van de graafmachine (productie 12 dagvaarding in eerste aanleg).
m. Bij brief van 20 juli 2012 (productie 13 dagvaarding in eerste aanleg) heeft [verhuur & grondverzet] aan de curator meegedeeld dat zij de graafmachine op basis van de huurkoopovereenkomst te goeder trouw van [Groep aanneming] Groep Aanneming heeft gekocht. [verhuur & grondverzet] stelt dat zij alle huurkooptermijnen aan [Groep aanneming] Groep Aanneming heeft voldaan, waardoor zij eigenaar van de graafmachine is geworden.
n. Bij brieven van 27 juli en 9 augustus 2012 (respectievelijk productie 14 en 16 dagvaarding in eerste aanleg) heeft AAL [appellant] in zijn hoedanigheid van middellijk bestuurder van [Groep aanneming] Groep Aanneming aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden schade, en haar verzocht c.q. gesommeerd om tot een minnelijke regeling te komen dan wel een betalingsvoorstel te doen. Bij brief van 11 september 2012 heeft AAL [appellant] gesommeerd tot betaling van een bedrag van € 160.055,--, wegens door haar geleden schade met betrekking tot de graafmachine.
4.2
AAL heeft in eerste aanleg en na wijziging van eis bij conclusie na niet gehouden getuigenverhoor gevorderd dat de rechtbank [appellant] uitvoerbaar bij voorraad:
I. veroordeelt tot betaling (naar het hof begrijpt aan AAL) van € 203.073,- te vermeerderen met 15% incassokosten ex art. 15 lid 1 van de Algemene Voorwaarden althans, vermeerderd met de wettelijke rente ex art. 6:119 BW over dit bedrag vanaf 15 juni 2012, althans vanaf datum van dagvaarding tot aan de dag der voldoening;
II. veroordeelt in de kosten van de procedure, met inbegrip van de nakosten ad € 131,- en in geval van betekening van het vonnis ad € 199,-, alsmede in de kosten van de gelegde beslagen, te vermeerderen met de wettelijke rente ex art. 6:119 BW over dit bedrag vanaf 14 dagen na de datum van het vonnis tot aan de dag der voldoening.
De rechtbank heeft geoordeeld dat [appellant] door het sluiten van de huurkoopovereenkomst met [verhuur & grondverzet] ter zake de graafmachine in strijd heeft gehandeld met de lease-overeenkomst die hij namens [Groep aanneming] Groep Aanneming met AAL ter zake die graafmachine heeft gesloten. De daardoor geleden schade heeft de rechtbank begroot op € 203.073,-. [appellant] is vervolgens veroordeeld om genoemd bedrag aan AAL te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 19 juni 2012. Verder is [appellant] veroordeeld in de proceskosten, de kosten van de gelegde beslagen en in de nakosten. Het meer of anders gevorderde, waaronder de uitvoerbaarverklaring bij voorraad, is afgewezen.
4.3
[appellant] vordert in het hoger beroep onder het voordragen van 12 grieven dat het hof bij arrest voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad de vonnissen van 8 oktober 2014 en 17 juni 2015 zal vernietigen en de vorderingen van AAL zal afwijzen, met veroordeling van AAL in de kosten van beide instanties, met bepaling dat AAL vanaf 14 dagen na de dag waarop het arrest is uitgesproken de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd is.
AAL voert verweer.
4.4
In de grieven I en II voert [appellant] aan dat de huurovereenkomst met [verhuur & grondverzet] is gesloten op 22 oktober 2010, dus voordat de leaseovereenkomst van 4 november 2010 is gesloten. Het feit dat die huurovereenkomst al bestond voordat de leaseovereenkomst is gesloten, betekent dat het verbod om de graafmachine te verhuren zoals vermeld in de algemene voorwaarden, niet kan zijn overtreden, aldus [appellant] .
Deze twee grieven lenen zich voor gezamenlijke beoordeling.
Anders dan [appellant] met deze twee grieven verwoordt, betekent het in art. 5 van de algemene voorwaarden neergelegde verbod van verhuur dat [Groep aanneming] Groep Aanneming de graafmachine aan AAL vrij van verhuur aan derden moest overdragen en vervolgens niet mocht verhuren zonder schriftelijke toestemming van AAL. Anders gezegd: art. 5 van de algemene voorwaarden houdt in dat de graafmachine vanaf het moment dat AAL de eigendom daarvan kreeg van [Groep aanneming] Groep Aanneming, niet zonder toestemming van AAL aan een ander in gebruik mocht worden gegeven of bij een ander in gebruik mocht zijn (vergelijk ook nr. 17 van de inleidende dagvaarding). Bezien in het kader van de tussen AAL en [Groep aanneming] Groep Aanneming gesloten overeenkomst is het dus niet relevant dat de huurovereenkomst met [verhuur & grondverzet] zou zijn gesloten voor de overdracht van de graafmachine aan AAL. Beide grieven falen.
4.5.1
In grief III voert [appellant] aan dat de rechtbank een te lichte maatstaf heeft gehanteerd voor de beoordeling van de vraag of hij in persoon aansprakelijk is, omdat in rov. 5.2 van het tussenvonnis van 8 oktober 2014 is overwogen dat [appellant] een persoonlijk verwijt kan worden gemaakt. In grief X voert hij aan dat hem geen (ernstig) verwijt valt te maken. Deze twee grieven lenen zich voor gezamenlijke beoordeling.
Uit lezing van de rechtsoverwegingen 5.1 en 5.2 van het tussenvonnis van 8 oktober 2014 in onderling verband en samenhang blijkt dat de rechtbank de juiste maatstaf heeft gehanteerd. De rechtbank heeft immers in rov. 5.1 van het tussenvonnis de juiste maatstaf vermeld waaraan het handelen van [appellant] moet worden getoetst, en wel of hem een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt. In rov. 5.2 heeft de rechtbank deze juiste maatstaf gehanteerd, maar niet meer volledig uitgeschreven.
4.5.2
[appellant] heeft als bestuurder van [Groep aanneming] Groep Aanneming in een tijdsbestek van enkele weken de graafmachine in huurkoop gegeven aan [verhuur & grondverzet] en in eigendom overgedragen aan AAL. Een dergelijk handelen is zeer onzorgvuldig en ernstig verwijtbaar en van een bestuurder van een rechtspersoon mag worden verwacht dat hij inziet dat dit handelen ernstig onzorgvuldig is, zeker met inachtneming van de algemene voorwaarden van AAL. Dat het [appellant] voorkomt dat niemand kennis zou nemen van die voorwaarden, zoals hij in zijn toelichting op grief X heeft aangevoerd, doet niet af aan de toepasselijkheid van die voorwaarden en het risico dat wordt genomen indien deze niet worden gelezen. De grieven III en X falen.
4.6
Grief IV berust op hetzelfde onjuiste uitgangspunt als de grieven I en II. De woorden “sluiten van de huurkoopovereenkomst met [verhuur & grondverzet] ” houden namelijk niet alleen in het enkele moment van sluiten. Deze woorden betekenen in het licht van de gehele rechtsverhouding tussen [Groep aanneming] Groep Aanneming en AAL ook “het (laten) bestaan van de huurkoopovereenkomst met [verhuur & grondverzet] ”. Ook grief IV faalt.
4.7
Grief V berust op de stelling dat uit het faillissementsverslag van 22 september 2014 blijkt dat [verhuur & grondverzet] niet alle huurkooptermijn zou hebben betaald, dat er een schikking is getroffen met [verhuur & grondverzet] en dat er geen sprake kan zijn van enige goede trouw aan de zijde van [verhuur & grondverzet] , zodat AAL in het kader van haar schadebeperkingsplicht de graafmachine had moeten terugvorderen van [verhuur & grondverzet] .
De dit geding inleidende dagvaarding is aan [appellant] betekend op 13 september 2012. Alleen al omdat is gesteld noch gebleken dat AAL op 13 september 2012 al had moeten weten dat [verhuur & grondverzet] niet alle huurkooptermijnen had betaald, faalt de grief. Het hof is verder van oordeel dat in een situatie als de onderhavige niet van AAL kan worden vereist dat zij in het kader van een schadebeperkingsverplichting eerst [verhuur & grondverzet] aanspreekt en de graafmachine terugvordert. In dit geding, waarin [verhuur & grondverzet] immers geen partij is, kan niet zonder meer worden vastgesteld dat AAL succes zou hebben indien zij [verhuur & grondverzet] zou aanspreken. Ook daarom faalt grief V.
4.8
In grief VI voert [appellant] terecht aan dat de enkele omstandigheid dat [Groep aanneming] Groep Aanneming de huurkoopovereenkomst met [verhuur & grondverzet] is aangegaan nog niet met zich brengt dat AAL dientengevolge schade lijdt. [appellant] ziet er met deze grief echter aan voorbij dat niet die enkele omstandigheid de grondslag vormt van de vordering. AAL legt immers tevens aan haar vordering ten grondslag het feit dat de graafmachine aan [verhuur & grondverzet] in gebruik is verstrekt in het kader van die huurkoopovereenkomst, bij [verhuur & grondverzet] krachtens die huurkoopovereenkomst in gebruik is gebleven, ook na de tussen [Groep aanneming] Groep Aanneming en AAL gesloten sale- en leasebackovereenkomst en dat [verhuur & grondverzet] na het faillissement, stellende dat zij eigenaar is geworden omdat zij alle termijnen heeft voldaan, zich de machine heeft toegeëigend terwijl [Groep aanneming] Groep Aanneming de graafmachine voordien aan AAL in eigendom had overgedragen. Dit betekent dat grief VI faalt.
4.9
De grieven VII en VIII lenen zich voor een gezamenlijke beoordeling. [appellant] voert hierin aan dat ten tijde van het sluiten van de leaseovereenkomst niet voorzienbaar was dat [Groep aanneming] Groep Aanneming geen verhaal zou bieden voor eventuele door AAL te lijden schade en dat hij met het sluiten van de overeenkomst derhalve niet bewust een risico heeft genomen.
Het hof overweegt dat daar waar [appellant] namens [Groep aanneming] Groep Aanneming in de periode van 18 oktober 2010 tot 4 november 2010 een sale en leaseback-overeenkomst sluit met AAL op grond waarvan AAL eigenaar wordt van een graafmachine en in dezelfde periode diezelfde machine in huurkoop geeft aan [verhuur & grondverzet] , voldoende voorzienbaar was dat de graafmachine zonder toestemming van AAL uit haar vermogen zou kunnen verdwijnen. De periode waarin beide overeenkomsten zijn gesloten, is zodanig kort dat zonder nadere toelichting, die ontbreekt, onvoldoende gemotiveerd is weersproken dat [appellant] hiermee als bestuurder niet bewust een risico heeft genomen.
De stellingen van [appellant] dat hij op het moment van het sluiten van de overeenkomst niet op de hoogte was van de teleurstellende cijfers over 2010 en dat het faillissement waardoor geen verhaal meer werd geboden pas twee jaar later intrad, kunnen [appellant] niet baten. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, mag van een bestuurder worden verwacht dat hij doorlopend op de hoogte is van de financiële situatie van het bedrijf dat hij bestuurt. [appellant] heeft door het aangaan van financiële verplichtingen voor [Groep aanneming] Groep Aanneming met AAL voor een langere termijn, terwijl hij de lasten van die financiering laat opbrengen door de huurkoper bewust een risico genomen dat voor zijn rekening dient te blijven. Beide grieven falen.
4.10.1
Met grief IX voert [appellant] in feite aan dat de door hem te betalen schade niet mag worden berekend door aansluiting bij art. 7 van de algemene voorwaarden zoals AAL in elk geval blijkens haar conclusie na niet gehouden getuigenverhoor tevens akte wijziging eis heeft gedaan. De grief slaagt. Waar het terechte verwijt dat [appellant] wordt gemaakt is dat, kort gezegd, het bestaan van de huurkoopovereenkomst het mogelijk heeft gemaakt dat de graafmachine uit het vermogen van AAL is geraakt, moet de schade worden berekend door vast te stellen wat de waarde van de machine was op het moment dat [Groep aanneming] Groep Aanneming in staat van faillissement werd verklaard. Er kan immers van worden uitgegaan dat [Groep aanneming] Groep Aanneming vanaf die dag de aan AAL verschuldigde betalingen niet meer zou verrichten en dat AAL ten gevolge daarvan de graafmachine terstond als haar eigendom zou opeisen. Nu dit niet meer mogelijk was, bestaat de schade uit de waarde die de graafmachine had op het moment dat [Groep aanneming] Groep Aanneming in staat van faillissement werd verklaard.
4.10.2
Blijkens productie 7 dagvaarding in eerste aanleg is de graafmachine op of omstreeks 16 april 2010 aan [Groep handel] Groep Handel verkocht voor € 215.000,-. De graafmachine is blijkens productie 9 dagvaarding in eerste aanleg door [Groep handel] Groep Handel aan [Groep aanneming] Groep Aanneming op of omstreeks 15 september 2010 verkocht voor € 215.000,-, waarbij de btw is verlegd. In ongeveer vijf maanden tijd is de machine dus kennelijk niet in waarde gedaald. Blijkens de als productie 11 bij dagvaarding in eerste aanleg overgelegde factuur is de graafmachine op of omstreeks 31 mei 2012 door [verhuur & grondverzet] verkocht voor € 134.500,- exclusief btw. Daar waar de machine in vijf maanden tijd kennelijk niet in waarde was gedaald, kan niet zonder meer worden geoordeeld dat een waardedaling van € 80.500,- (€ 215.000,- min € 134.500,-) in de 20 maanden tussen 15 september 2010 en mei 2012 niet reëel zou zijn, zoals [appellant] in nr. 7 van zijn conclusie van antwoord nog heeft aangevoerd. Het hof gaat dan ook voorbij aan zijn betwisting dat de machine ten tijde van de faillietverklaring van [Groep aanneming] Groep Aanneming (veel) minder waard was dan € 134.500,- en aan zijn met niets onderbouwde stelling dat deze volgens hem een marktwaarde had van € 70.000,-.
Dit betekent dat de grief in zoverre slaagt dat de door AAL geleden schade moet worden begroot op € 134.500,-. Het hof ziet niet waarom dit schadebedrag moet worden verhoogd met btw.
4.11
Uit het vorenstaande blijkt dat aan hoofdsom zal worden toegewezen € 134.500,-. Dit betekent dat grief XI, inhoudende dat geen wettelijke rente kan worden toegewezen omdat geen hoofdsom kan worden toegewezen, faalt. Gelet op al het vorenstaande heeft de rechtbank [appellant] in eerste aanleg terecht in de proceskosten veroordeeld, zodat ook grief XII faalt.
4.12
Een en ander brengt met zich dat het hof de vonnissen waarvan beroep zal vernietigen voor wat betreft de berekening en toewijzing van het bedrag van de aan AAL opgekomen schade. Het hof zal [appellant] veroordelen tot betaling van € 134.500,- vermeerderd met rente zoals hierna bepaald.
Nu beide partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, zal het hof de kosten van dit hoger beroep compenseren zoals hierna is bepaald.

5.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt de vonnissen waarvan beroep, behoudens voor zover [appellant] in het vonnis van 17 juni 2015 is veroordeeld om aan AAL te betalen € 203.073,- te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 19 juni 2012, vernietigt dit vonnis in zoverre en doet in zoverre opnieuw recht;
veroordeelt [appellant] om aan AAL te betalen € 134.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag vanaf 19 juni 2012 tot aan de dag der voldoening;
compenseert de kosten van dit hoger beroep aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.G.W.M. Stienissen, J.R. Sijmonsma en Th.C.M. Hendriks-Jansen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 21 februari 2017.
griffier rolraadsheer