In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep inzake de verdeling van de huwelijksgemeenschap na het overlijden van de man. De procedure is voortgezet op naam van de erfgenamen van de overleden man, die op 8 april 2016 is overleden. De appellante, vertegenwoordigd door mr. D.M. Gijzen, heeft in het principaal appel de verdeling van de inboedel en de bankrekeningen aan de orde gesteld. De erfgenamen, vertegenwoordigd door mr. M.A. Ploemen, hebben niet op alle punten gereageerd, wat heeft geleid tot een aantal juridische complicaties.
Het hof heeft in eerdere tussenarresten, waaronder die van 10 mei 2016, de erfgenamen opgedragen om informatie te verstrekken over de saldi van de bankrekeningen en de waarde van de inboedel. De erfgename 1 heeft aangegeven dat hij geen toegang heeft tot de benodigde informatie zonder toestemming van zijn zus, erfgename 2, die niet is verschenen. De appellante heeft de stellingen van de erfgenamen niet betwist, maar heeft wel haar eigen standpunt ingenomen over de waarde van de inboedel.
Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat de rechtbank de verdeling van de inboedel op een adequate wijze heeft vastgesteld en dat er geen onjuistheden in de omschrijving van de inboedel zijn aangetoond. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd en de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan op 21 februari 2017.