ECLI:NL:GHSHE:2017:5977

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 november 2017
Publicatiedatum
5 februari 2018
Zaaknummer
001142-17
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen bevel tot gevangenhouding van een verdachte in een strafzaak met betrekking tot oplichting en computervredebreuk

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een bevel tot gevangenhouding van een verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder overtredingen van de Opiumwet, oplichting en computervredebreuk. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die de gevangenhouding voor de duur van 30 dagen had bevolen. Tijdens de zitting heeft de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw, een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis ingediend. Het hof heeft de zaak zorgvuldig bekeken en is tot de conclusie gekomen dat er voldoende ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte, die eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen voor vergelijkbare feiten. De verdachte was bovendien nog in proeftijd voor een eerdere veroordeling.

Het hof heeft overwogen dat de voorlopige hechtenis van verdachten op wie het jeugdrecht van toepassing is, als regel geschorst dient te worden. Echter, in dit geval zijn er redenen om van deze regel af te wijken. De Raad voor de Kinderbescherming heeft aangegeven dat het gevaar voor herhaling hoog is en dat de mogelijke schade die de verdachte kan veroorzaken groter is dan de schade die hij ondervindt door de voorlopige hechtenis. Het hof heeft ook geconstateerd dat het stellen van voorwaarden voor een schorsing niet haalbaar is, gezien de aard van de verweten feiten. De verdachte is inmiddels meerderjarig, wat ook meeweegt in de beslissing.

Uiteindelijk heeft het hof het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen en de beschikking van de rechtbank bevestigd, met verbetering van de gronden. De beslissing is genomen op 30 november 2017 door de rechters van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling strafrecht
Bijzondere zaak, nummer: [nummer]
Parketnummer 1e aanleg: [nummer]
Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft gezien de akte van de griffier van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van [datum] 2017, waarbij namens:

[naam verdachte]

geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
thans verblijvende in [detentieadres]
hoger beroep is ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van [datum] 2017, bij welke beschikking de gevangenhouding van [naam verdachte] werd bevolen.
Het hof heeft kennis genomen van de akte rechtsmiddel waarbij namens verdachte tijdig hoger beroep is aangetekend tegen het bevel gevangenhouding voor de duur van 30 dagen.
Het hof heeft gehoord de verdachte en zijn raadsvrouw, alsmede de advocaat-generaal.
Het hof heeft kennis genomen van het dossier.
Uit het dossier blijkt onder meer dat verdachte bekent zich schuldig te hebben gemaakt aan de hem verweten strafbare feiten, te weten meermalen overtreding van de Opiumwet, alsmede medeplegen van oplichting meermalen gepleegd en medeplegen van computervredebreuk. Mede gelet op de overige inhoud van het dossier is het hof van oordeel dat er voldoende ernstige bezwaren zijn. Het hof stemt ook in met de recidivegrond als grondslag voor de voorlopige hechtenis gelet op het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat hij eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen voor oplichting en computervredebreuk en daar ook voor veroordeeld is. Verdachte liep bovendien nog in een proeftijd terzake van een veroordeling door de kinderrechter wegens overtreding van art. 326 en art. 231b van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof stemt in met genoemde beschikking en de gronden waarop deze berust,
met uitzondering van de onderzoeksgrond, zodat de beschikking op dit punt moet worden verbeterd.
Namens verdachte is een verzoek tot schorsing gedaan.
Het hof overweegt als volgt.
De voorlopige hechtenis van verdachten op wie het jeugdrecht van toepassing is dient als regel geschorst te worden. In de onderhavige zaak is het hof echter van oordeel dat er redenen zijn daar thans niet toe over te gaan. Verdachte is eerder met politie en justitie in aanraking gekomen voor oplichting en computervredebreuk en is daar ook voor veroordeeld. Verdachte liep nog een proeftijd toen hij de hem thans verweten feiten heeft gepleegd. Daarnaast is het gevaar voor herhaling volgens de Raad voor de Kinderbescherming hoog en de mogelijk door de verdachte veroorzaakte en te veroorzaken schade is volgens de Raad voor de Kinderbescherming groter dan de schade die verdachte ondervindt ten gevolge van de voorlopige hechtenis. Het hof ziet ook geen mogelijkheid om door middel van het stellen van voorwaarden aan een schorsing het gevaar voor herhaling tot een voor de samenleving aanvaardbaar niveau terug te brengen, gelet op de aard van sommige aan verdachte verweten feiten namelijk de oplichting en de computervredebreuk. Eventuele voorwaarden zoals het verbod van het gebruik van de computer en internet zijn niet of nauwelijks te controleren en te handhaven.
Het hof heeft voorts gelet op de leeftijd van verdachte. Verdachte is inmiddels meerderjarig.
Op grond van het vorenstaande wijst het hof het verzoek tot schorsing af.

BESCHIKKENDE IN HOGER BEROEP:

Wijst af het hoger beroep.
Bevestigt de beschikking waarvan beroep, met verbetering van gronden zoals hiervoor in de overwegingen is opgenomen.
Wijst af het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Aldus gedaan op 30 november 2017
door mr. O.M.J.J. van de Loo, voorzitter, mr. F.J.M. Walstock en mr. G.P.M.F. Mols, raadsheren, in tegenwoordigheid van mw. J.C.M. van Hoorn, griffier.
De advocaat-generaal bij dit Gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van verdachte.
's-Hertogenbosch, 30 november 2017
Gezien d.d.
De directeur van JJI De Hunnerberg