In deze zaak heeft verzoekster een wrakingsverzoek ingediend tegen de raadsheren van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, naar aanleiding van een zitting op 29 september 2017. Verzoekster stelt dat zij onvoldoende tijd heeft gehad om geïnteresseerden uit te nodigen voor de zitting en dat het Hof niet heeft ingegaan op haar verzoek om de mondelinge behandeling te verplaatsen. Daarnaast wordt aangevoerd dat het Hof de Inspecteur niet in de gelegenheid heeft gesteld om gebreken in de procesvertegenwoordiging te herstellen en dat het Hof niet heeft gemotiveerd waarom bepaalde gebreken gepasseerd konden worden. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking van de griffier niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek tot wraking van de raadsheren afgewezen. De wrakingskamer oordeelt dat de gronden voor wraking onvoldoende zijn om te concluderen dat de raadsheren een vooringenomenheid jegens verzoekster hebben of de schijn van partijdigheid hebben gewekt. De wrakingskamer benadrukt dat beslissingen over de mondelinge behandeling en de procesvertegenwoordiging geen grond voor wraking kunnen vormen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 15 november 2017.