Primair:hij op of omstreeks 31 augustus 2014 in de gemeente Aalburg, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Smart), daarmede rijdende over de weg, de Parallelweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door - bij duisternis en na het gebruik van alcoholhoudende drank - zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend met die personenauto te rijden, immers is/heeft hij, verdachte, aldaar - gelet op de wegsituatie en/of de aanwezigheid van fietsers/personen en/of de lichtgesteldheid en/of de door hem, verdachte, gevoerde verlichting - gereden met een te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse en/of is - zonder zich voldoende te vergewissen of de rijbaan vrij was - uitgeweken naar het - bezien vanuit zijn, verdachtes, rijrichting - linker gedeelte van de weg, althans heeft hij, verdachte, niet zoveel mogelijk rechts gehouden, waarbij hij niet, in elk geval te laat, een zich op die Parallelweg bevindende persoon, te weten de heer [slachtoffer] , heeft opgemerkt en/of waarbij hij, verdachte, de snelheid van het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig niet tijdig en/of niet voldoende heeft (kunnen) verminderd/ verminderen waardoor, althans mede waardoor, een botsing/aanrijding is ontstaan tussen die personenauto en die [slachtoffer] , ten gevolge waarvan die [slachtoffer] werd gedood, althans zodanig zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, dat deze ten gevolge daarvan (later) is overleden, zulks terwijl hij, verdachte, toen daar dat motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn, verdachtes, adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 265 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, althans terwijl hij, verdachte, dat motorrijtuig (personenauto) heeft bestuurd terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van alcohol, waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij, verdachte, niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;