ECLI:NL:GHSHE:2017:5912

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 november 2017
Publicatiedatum
28 december 2017
Zaaknummer
200.198.325_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling van de kosten van het deskundigenonderzoek in een familierechtelijke procedure

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep in een familierechtelijke kwestie. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.P.M. Hendrikx-Heeren, heeft beroep aangetekend tegen een eerdere beschikking van 16 november 2017, waarin de kosten van een deskundigenonderzoek zijn vastgesteld. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.G.A. Mattheussens, heeft eveneens bezwaren geuit tegen de hoogte van de kosten. De deskundige, mevrouw T. Soetendaal, is als belanghebbende aangemerkt in deze procedure.

Tijdens de zitting op 23 oktober 2017 zijn er verschillende stukken ingediend, waaronder correspondentie van de deskundige en het V8-formulier van de vader. Het hof heeft de bezwaren van beide partijen tegen de kosten van het deskundigenonderzoek beoordeeld. De moeder heeft bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de eindnota van de deskundige, terwijl de vader zich heeft beklaagd over de reiskostenvergoeding.

Het hof heeft vastgesteld dat de deskundige haar onderzoek op een zorgvuldige wijze heeft uitgevoerd en dat de kosten in verhouding staan tot de complexiteit van de zaak. De uiteindelijke kosten van het deskundigenonderzoek zijn vastgesteld op € 15.586,86 inclusief BTW, waarbij het hof heeft geoordeeld dat beide partijen ieder de helft van deze kosten dienen te dragen. De vader heeft reeds een voorschot betaald, en het hof heeft bepaald dat de moeder het resterende bedrag aan de griffier moet voldoen. De beschikking is openbaar uitgesproken op 23 november 2017.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
Uitspraak: 23 november 2017
Zaaknummer: 200.198.325/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/303572 FA RK 15-5424
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
wonende te
[woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. P.P.M. Hendrikx-Heeren,
tegen
[verweerder],
wonende te
[woonplaats]
verweerder,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. C.G.A. Mattheussens.
In de zaak wordt – ter zake het geschilpunt dat thans nog aan het hof voorligt – als belanghebbende aangemerkt:
- mevrouw T. Soetendaal, kantoorhoudende te [kantoorplaats] , hierna te noemen: de deskundige.

9.De beschikking d.d. 16 november 2017

9.1.
Bij voormelde beschikking, onder “8. De beslissing” sub g heeft het hof – voor zover thans nog van belang – iedere verdere beslissing omtrent het salaris en de onkosten van de deskundige, alsmede de proceskostenveroordeling, aangehouden tot heden.

10.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

10.1.
Na de zitting van het hof op 23 oktober 2017 is, naast de in de beschikking van 16 november 2017 genoemde correspondentie, voorts ingekomen:
  • het V8-formulier van de advocaat van de vader d.d. 6 november 2017;
  • de brief van de deskundige van 6 november 2017;
  • de brief van de deskundige van 7 november 2017.
10.2.
Het hof heeft voornoemde brieven van de deskundigen (ter kennisname) van 6 november 2017 en 7 november 2017 aan partijen verzonden.

11.De verdere beoordeling

11.1.
In deze beschikking wordt enkel ingegaan op de kosten van het deskundigenonderzoek (meer specifieke het salaris en de onkosten van de deskundigen) ten aanzien waarvan het hof iedere beslissing heeft aangehouden tot heden.
11.2.
Bij brief van 18 september 2017 heeft de moeder, zoals reeds onder 7.3. van de beschikking van 16 november 2017 is overwogen, bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de eindnota van de deskundige. De bezwaren zijn in genoemde rechtsoverweging 7.3. al uiteengezet, naar welke overweging het hof verwijst.
11.3.
Bij brief d.d. 6 november 2017 heeft de deskundige gereageerd op de door de moeder aangevoerde bezwaren.
11.4.
Bij voormeld V8-formulier d.d. 6 november 2017 heeft de vader bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de eindnota van de deskundige, doch uitsluitend wat betreft de gedeclareerde reiskosten. Zijns inziens dient uit te worden gegaan van een reiskostenvergoeding van € 0,19 per kilometer, zijnde de fiscaal toegestane reiskostenvergoeding.
11.5.
Bij brief van 7 november 2017 heeft de deskundige gereageerd op de door de vader aangevoerde bezwaren.
11.6.
Het hof overweegt het volgende.
Vaststelling salaris en onkosten deskundige
11.6.1.
De kosten van het deskundigenonderzoek zijn aanvankelijk, in de offerte van 12 januari 2017, geraamd op € 11.778,62
inclusiefBTW, exclusief reiskosten en kosten voor het benaderen van informanten. In de toelichting op de offerte is opgemerkt dat de deskundigen een reiskostentarief van 2,70 per retourkilometer hanteren. “
Als tijdens het onderzoek gebruik wordt gemaakt van een assistent, worden ook de kilometers en de reistijd van de assistent doorberekend. Onvoorzien meerwerk zoals extra onderzoekafspraken kunnen aanvullend in rekening worden gebracht; als opdrachtgever zult u hiervan tijdig in kennis worden gesteld.”, aldus de toelichting.
11.6.2.
De eindnota van 29 augustus 2017 vermeldt een totaalbedrag aan gedeclareerde kosten van € 15.745,37
inclusiefBTW, dat als volgt is gespecificeerd:
  • ter zake “
  • ter zake “
  • ter zake “
11.6.3.
Ter zake de door de moeder aangevoerde bezwaren overweegt het hof het volgende.
Het hof is van oordeel dat de deskundige, zowel in het rapport zelf als bij brief van 6 november 2018, haar onderzoeksopzet c.q. -methodiek voldoende heeft onderbouwd en toegelicht.
Gesteld noch gebleken is dat de deskundige haar onderzoek heeft uitgevoerd op een wijze die op enige manier strijdig is met de inhoud van de “leidraad deskundige in civiele zaken” die op een onderzoek als deze van toepassing is.
De deskundige heeft haar conclusies bovendien gedegen (namelijk uitvoerig en zorgvuldig) gemotiveerd. Het hof ziet (in de bezwaren van de moeder) geen aanleiding om te oordelen dat de deskundige in redelijkheid niet tot het door haar aan het hof gegeven advies ter zake de voorliggende kwesties heeft kunnen komen.
Het handzame deskundigenrapport heeft, in zijn geheel beschouwd, bijgedragen aan de beeldvorming van het hof over de zaak.
Het hof ziet in hetgeen de moeder (ook overigens) heeft aangevoerd geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen omtrent de kwaliteit van het onderzoek en de verslaglegging, dan wel te twijfelen aan de objectiviteit van de deskundige zelf. Daarbij volgt het hof de stelling van de deskundige in haar brief van 6 november 2017 dat de moeder het weliswaar oneens kan zijn met de onderzoeksresultaten, maar dat dit geen argument is om aan te nemen dat de eindnota op een onjuiste wijze tot stand is gekomen.
11.6.4.
Bovendien is het hof van oordeel dat, gezien de omvang van het dossier, de complexiteit van de zaak en het verloop van het onderzoek, alleszins sprake is van een proportionele urendeclaratie, die bovendien in overeenstemming is met de destijds (vóór het onderzoek) uitgebrachte offerte. Daarbij was reeds het voorbehoud gemaakt dat de kosten van het benaderen van informanten en de reiskosten nog niet in de offerte waren opgenomen, aangezien die kosten op dat moment nog niet begroot konden worden. Tegen de in de eindnota opgenomen kosten van het benaderen van informanten en het aantal gereden kilometers, hebben de ouders geen bezwaar gemaakt.
11.6.5.
Ter zake het tarief van de reiskostenvergoeding, heeft de vader zoals hiervoor overwogen echter wel bezwaar gemaakt. De deskundige heeft hieromtrent verklaard dat haar declaratie op dit punt conform ‘de toepasselijke richtlijn’ en ‘de vergoeding van deskundigen in strafzaken’ is. Op 1 september 2016 zijn deze kosten geïndexeerd van € 2,70 per retourkilometer naar € 2,84 per retourkilometer. Hierin is tevens reistijd begrepen, aldus de deskundige.
Het hof overweegt dat in de toelichting op de destijds uitgebrachte offerte is verklaard dat per retourkilometer een vergoeding van € 2,70 (naar het hof begrijpt: exclusief BTW) in rekening zal worden gebracht (zo begrijpt het hof: overeenkomstig artikel 11 ingangsdatum 1 aanhef en sub a van het Besluit tarieven in strafzaken 2003). De deskundige beroept zich op een indexering van genoemd tarief, maar kennelijk heeft deze indexering reeds voorafgaand aan het uitbrengen van de offerte op 12 januari 2017 plaatsgevonden, om welke reden het hof geen aanleiding ziet om een hoger reiskostentarief te hanteren dan in de toelichting in de offerte is vermeld. Aldus zal het hof de reiskosten vaststellen op (2.054 km à € 1,35 =) € 2.772,90 exclusief BTW.
11.6.6.
Op grond van al het voorgaande stelt het hof de kosten van het deskundigenonderzoek definitief vast op (€ 9.734,40 + € 374,40 + € 2.772,90 =) € 12.881,70 exclusief BTW, zijnde € 15.586,86
inclusiefBTW.
Proceskostenveroordeling
11.6.7.
Bij beschikking van 2 februari 2017 heeft het hof het volgende overwogen.

3.17.7. Bij toepassing van de artikelen 195, 199 en 200 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv) komen de kosten van een deskundigenonderzoek in dagvaardingsprocedures ten laste van partijen.
In verzoekschriftprocedures bepaalt artikel 284 lid 1 Rv die bepalingen van overeenkomstige toepassing, tenzij de aard van de zaak zich hiertegen verzet.
Ingevolge artikel 284 lid 4 Rv geschiedt de voorschotheffing, tenuitvoerlegging of voorlopige in debet stelling ten laste van de belanghebbende die het verzoekschrift heeft ingediend dan wel mede of uitsluitend ten laste van een of meer andere door de rechter aangewezen belanghebbenden.
3.17.8.
Ingevolge de overgelegde offerte zal het voorschot worden bepaald op € 11.778,62, inclusief BTW. Indien de deskundige voorziet dat de kosten hoger uit gaan vallen, dient daartoe vooraf, met begroting van de meerkosten, schriftelijk toestemming van het hof te worden verkregen.
3.17.9.
Partijen dienen het voorschot op de kosten, die – zoals hiervoor is overwogen – voorlopig in totaal worden begroot op € 11.778,62 inclusief BTW, ieder voor de helft te voldoen, met dien verstande dat voor de moeder, nu zij op basis van een toevoeging procedeert, het voorschot door de griffier zal worden voldaan en voorlopig in debet zal worden gesteld.
Bij (eind)beschikking zal een definitieve kostenveroordeling worden uitgesproken.
11.6.8.
Op grond van de familierechtelijke aard van de procedure ziet het hof aanleiding om partijen ieder in de helft van de kosten van het deskundigenonderzoek te veroordelen. Het hof is niet gebleken van bijzondere omstandigheden die een afwijking van die uitgangspunt rechtvaardigen.
11.6.9.
Het hof stelt vast dat na de beschikking van het hof van 2 februari 2017 een bedrag ad € 11.778,62 als voorschot aan het hof is voldaan, de helft door de vader en de helft vanuit ’s Rijks kas, waarbij de door de moeder te betalen helft in debet is gesteld.
Uit het voorschot heeft de griffier van het hof op verzoek van de deskundige reeds een bedrag ad € 5.889,31 voldaan. De deskundige dient derhalve nog een bedrag van € 9.697,55 te ontvangen.
11.6.10.
Ingevolge de veroordeling van partijen in de kosten van het deskundigenonderzoek bij helfte, dient ieder van hen een bedrag van € 7.793,43
inclusiefBTW te voldoen.
11.6.11.
Zoals hiervoor is overwogen heeft de vader reeds een voorschot van € 5.889,31 voldaan. Het hof zal bepalen dat de vader het restant van het door hem verschuldigde bedrag, zijnde € 1.904,12
inclusiefBTW, dient te voldoen waartoe de deskundige aan de vader een nadere nota met betaalinstructies dient te verzenden.
11.6.12.
Het hof ziet aanleiding om te bepalen dat de griffier dient over te gaan tot uitbetaling van het gehele door de moeder te betalen bedrag van € 7.793,43
inclusiefBTW aan de deskundige en te bepalen dat de moeder, naast het vanuit ’s Rijks kas namens de moeder betaalde voorschot van € 5.889,31 (waarbij zij in debet was gesteld), het restant ad € 1.904,12, derhalve een totaalbedrag van € 7.793,43
inclusiefBTW aan de griffier van het hof dient te voldoen.
11.7.
Al het voorgaande leidt tot de volgende beslissing van het hof.

12.De beslissing

Het hof:
a. het hof stelt de kosten van het deskundigenonderzoek vast op € 15.586,86
inclusiefBTW;
b. veroordeelt ieder van partijen in de helft van deze kosten, derhalve ieder tot betaling van een bedrag van € 7.793,43 inclusief BTW;
c. stelt vast dat de vader reeds een bedrag van € 5.889,31 heeft voldaan;
d. veroordeelt de vader tot betaling van een bedrag van € 1.904,12
inclusiefBTW aan de deskundige, waartoe de deskundige aan de vader een nadere nota met betaalinstructies dient te verzenden.
e. veroordeelt de moeder tot betaling van een bedrag van € 7.793,43
inclusiefBTW aan de griffier van het hof, welk bedrag dient te worden voldaan aan de hand van de nota met betaalinstructies die door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) zal worden verzonden;
f. verzoekt de griffier van het hof om over te gaan tot betaling van een bedrag van € 7.793,43
inclusiefBTW aan de deskundige;
e. verklaart het bepaalde onder d, e en f uitvoerbaar bij voorraad;
f. wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, E.L. Schaafsma-Beversluis, C.A.R.M. van Leuven en is in het openbaar uitgesproken op 23 november 2017 in tegenwoordigheid van mr. C.J.M. Brouwer-van de Put, griffier.