Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/02/292692 HA ZA 14-955)
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
(i) artikel 2: [appellante] heeft ten doel de uitvoering van de wettelijke taak op het gebied van de openbare drinkwatervoorziening, de uitoefening van een bedrijf op het gebied van de watervoorziening en het verrichten van alle werkzaamheden die verband houden met de waterketen in de ruimste zin van het woord;
(ii) artikel 7.1: alleen de provincie Noord-Brabant, [appellante] en gemeenten waarvoor [appellante] de watervoorziening geheel of gedeeltelijk verzorgt kunnen aandeelhouder zijn;
(iii) artikel 9.5:
“Goedkeuring van de algemene vergadering is vereist:
(iv) artikel 21:
“21.2. De oproeping tot een algemene vergadering geschiedt door de voorzitter van de raad van commissarissen of een directeur. Bovendien zal een algemene vergadering worden bijeengeroepen, zodra een of meer houders van aandelen die gezamenlijk ten minste een tiende gedeelte van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen, dit onder opgave van de te behandelen onderwerpen aan de voorzitter van de algemene vergadering verzoeken. (…)
- de gemeenten verlenen de vergunning
“behoudens ieders recht en tot wederopzegging”;
- artikel 7:
“1. Wanneer het in het algemeen belang of in dat van de weg wordt nodig geacht, moeten binnen drie maanden, na daartoe van het gemeentebestuur ontvangen aanzegging, wijziging in plaats of samenstelling van de werken worden gebracht, of moeten deze worden opgeruimd en alles in de vroegere toestand worden teruggebracht. (…)
“Indien de vergunning wordt ingetrokken is de gemeente gehouden de Waterleidingmaatschappij schade te vergoeden, welke uit deze intrekking voortvloeit, tot een bedrag, hetwelk door de Waterleidingmaatschappij kon worden aangetoond.”
“Mede gezien de looptijd van de met u of uw rechtsvoorgangster gesloten overeenkomsten en de tijd die reeds is verstreken sinds u over de actualisering van het beleid voor het eerst bent bericht, hebben de colleges besloten om de overeenkomsten op te zeggen met een opzegtermijn tot 1 juli 2014. Tot die tijd zijn partijen gehouden om de in de overeenkomsten wederzijds gemaakte afspraken na te komen. Na ommekomst van de termijn vervangt de bovengenoemde verordening met de bijbehorende beleidsregels de thans opgezegde overeenkomsten.”
“Het college streeft naar overeenstemming met de netbeheerder over de verlegging, uitvoering en planning met als doel een technisch adequate oplossing tegen de maatschappelijk laagste kosten.”
primair: voor recht te verklaren dat de opzegging door de gemeenten van de algemene vergunningen en de (her-)straatwerkovereenkomsten zonder rechtsgevolgen is gebleven;
subsidiair: voor recht te verklaren dat de gemeenten bij het opzeggen van de algemene vergunningen en de straatwerkovereenkomsten geen redelijke opzegtermijn in acht hebben genomen, dat de opzegging van deze algemene vergunningen en overeenkomsten eerst rechtsgevolg krijgt op een na 1 juli 2014 gelegen, door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum en dat de gemeenten wegens opzegging van deze algemene vergunningen en overeenkomsten schadeplichtig zijn (geworden) jegens [appellante] , in het bijzonder voor zover het gaat om de opzegging van de algemene vergunningen, en de gemeenten (dientengevolge) te veroordelen tot vergoeding van de door [appellante] ten gevolge van de opzegging van de overeenkomsten geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat;