In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, gaat het om een hoger beroep inzake huwelijkse voorwaarden en de verevening van pensioenrechten na echtscheiding. De man, appellant in principaal appel, verzoekt de vernietiging van een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de echtscheiding werd uitgesproken en de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige werd vastgesteld. De vrouw, verweerster in principaal appel, heeft incidenteel appel ingesteld en verzoekt om een verklaring voor recht dat alle pensioenaanspraken van de man voor verevening in aanmerking komen.
De mondelinge behandeling vond plaats op 10 mei 2017, waarbij beide partijen bijgestaan werden door hun advocaten. Het hof heeft de minderjarige in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. De rechtbank had eerder bepaald dat de man een bijdrage van € 533,-- per maand moest betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige, en dat deze bijdrage uitvoerbaar bij voorraad was.
Het hof oordeelt dat het functioneel leeftijdspensioen (FLP) van de man, dat sinds 2008 als pensioenvoorziening geldt, en het Flexioen voor verevening in aanmerking komen. Het hof wijst het verzoek van de man om de vrouw te veroordelen een overlijdensrisicoverzekering af te sluiten af, omdat hiervoor geen rechtsgrondslag bestaat. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij ieder zijn eigen kosten draagt. De beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.