In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van de man tegen de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 28 maart 2017, waarin de echtscheiding werd uitgesproken en nevenvoorzieningen werden getroffen. De man en de vrouw zijn op 28 februari 2012 getrouwd en hebben twee minderjarige kinderen. De man verzoekt in hoger beroep om wijziging van de hoofdverblijfplaats van de kinderen, het huurrecht van de echtelijke woning en de alimentatieverplichtingen. De vrouw verzoekt de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 28 november 2017 heeft de man zijn verzoek tot voorlopige voorzieningen ingetrokken, waardoor hij niet-ontvankelijk werd verklaard in dat verzoek. Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen momenteel bij de vrouw wonen en dat zij de zorg voor de kinderen tijdens het huwelijk grotendeels op zich heeft genomen. De man heeft geen gronden aangevoerd die het hof zouden doen besluiten tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van de kinderen.
Wat betreft het huurrecht van de echtelijke woning oordeelt het hof dat het belang van de vrouw en de kinderen zwaarder weegt dan dat van de man. De vrouw heeft aangetoond dat zij en de kinderen in de echtelijke woning moeten blijven wonen voor hun stabiliteit. De man heeft ook geen argumenten aangedragen die het hof zouden doen besluiten om het huurrecht aan hem toe te kennen. Ten slotte heeft het hof de alimentatieverplichtingen van de man beoordeeld en vastgesteld dat hij financieel niet in staat is om de eerder opgelegde bedragen te voldoen. De beschikking van de rechtbank wordt gedeeltelijk vernietigd en de man wordt verplicht om een lagere alimentatie te betalen.