Uitspraak
GERECHTSHOF ̓s-HERTOGENBOSCH
5 Het verloop van de procedure
6.De gronden van het hoger beroep
7.De verdere beoordeling
€ PM
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen [geïntimeerde] met betrekking tot een aannemingsovereenkomst voor de levering en plaatsing van een erker. De appellant heeft een bedrag van € 95.268,45 aan vervangende schadevergoeding gevorderd, na een eerdere afwijzing van zijn vorderingen door de rechtbank Limburg. De rechtbank had geoordeeld dat de vorderingen van de appellant waren verjaard op basis van artikel 7:761 lid 1 BW, omdat de appellant niet tijdig had geprotesteerd tegen de gebreken in het opgeleverde werk. Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de appellant in zijn hoger beroep niet heeft aangetoond dat er geen oplevering heeft plaatsgevonden, en dat de verjaringstermijn dus wel degelijk was gaan lopen. Het hof heeft de grieven van de appellant verworpen en het eindvonnis van de rechtbank bekrachtigd, met veroordeling van de appellant in de kosten van het hoger beroep. De uitspraak is gedaan op 21 februari 2017.