In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de partneralimentatie tussen een man en een vrouw na hun echtscheiding. De man had in hoger beroep verzocht om de partneralimentatie van € 1.370,- per maand, die door de rechtbank was vastgesteld, te vernietigen. Hij stelde dat de vrouw samenwoont met haar nieuwe partner als waren zij gehuwd, waardoor hij op grond van artikel 1:160 BW niet meer onderhoudsplichtig zou zijn. De vrouw ontkende deze samenwoning en verwees naar haar bijstandsuitkering als bewijs van haar alleenstaande status.
Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw, ondanks haar ontkenning, onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangedragen om de stelling van de man te weerleggen. De man had voldoende onderbouwing geleverd voor zijn claim, onder andere door een beschikking van de rechtbank Limburg in te brengen die aangaf dat de vrouw met haar nieuwe partner samenwoont. Het hof oordeelde dat de vrouw niet adequaat had gereageerd op de beschuldigingen van de man en dat haar advocaat niet in staat was om de vragen van het hof te beantwoorden. Hierdoor kwam de stelling van de man vast te staan.
Als gevolg hiervan heeft het hof de eerdere beschikking van de rechtbank vernietigd en het verzoek van de vrouw om partneralimentatie afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs en de verplichting van de vrouw om haar situatie te onderbouwen, vooral in het licht van de claims van de man over haar samenwoning.