5.10.Vast staat dat de vrouw sinds 1 november 2017 geen kindgebonden budget meer ontvangt omdat zij sinds die datum samenwoont met haar nieuwe partner.
Bij voormeld V6-formulier van 31 oktober 2017 zijn namens de vrouw draagkrachtberekeningen (tarieven 2017) overgelegd. Hierin is de draagkracht van de vrouw berekend op € 275,- per maand met inachtneming van het kindgebonden budget (productie 20) en op € 124,- per maand zonder een kindgebonden budget (productie 21). Ter zitting van het hof hebben partijen zich ermee akkoord verklaard dat, indien wordt uitgegaan van het feitelijke inkomen van de vrouw en een forfaitair berekende woonlast, de draagkracht van de vrouw is te stellen op:
- € 275,- € 275,- per maand in de periode van 14 juni 2016 tot 1 november 2017;
- € 124,- € 124,- per maand in de periode vanaf 1 november 2017.
Het hof zal deze bedragen tot uitgangspunt nemen.
De man stelt in zijn beroepschrift dat de vrouw meer zou kunnen verdienen. Nu de vrouw bij haar ouders inwoont en geen huishoudelijke taken verricht, heeft zij een zee aan tijd zodat zij een volledige werkweek werkzaamheden kan verrichten. Als de vrouw niet bij haar huidige werkgever haar dienstverband kan uitbreiden, kan van haar gevergd worden dat zij elders solliciteert. [minderjarige] is in een leeftijd dat zij zelf naar school kan gaan. De ouders van de vrouw kunnen [minderjarige] ook opvangen. Bovendien is [minderjarige] het grootste deel van de week bij de man. Voorts voert de man aan dat de vrouw nauwelijks (woon)lasten heeft, hetgeen haar draagkracht verhoogt.
De vrouw voert in dit kader het volgende verweer. De vrouw werkt al 28 uur per week, verdeeld over vijf werkdagen. Haar uren zijn volledig afgestemd op de schooltijden van [minderjarige] , zodat zij [minderjarige] , als zij conform de zorgregeling bij haar verblijft, naar school kan brengen en/of uit school kan ophalen. De vrouw kan haar werkzaamheden niet uitbreiden bij haar huidige werkgever. Een ander dienstverband kan zij, in verband met haar werktijden, niet combineren met haar huidige baan. De vrouw is destijds parttime gaan werken om er voor [minderjarige] te zijn. Gezien de leeftijd van [minderjarige] heeft zij nog begeleiding en ondersteuning van de vrouw nodig, hetgeen de vrouw niet aan anderen kan overlaten. De vrouw heeft een eenzijdig en relatief beperkt opleidingsniveau.
Tegenover de stelling van de man met betrekking tot haar (woon)lasten voert de vrouw het volgende aan. Nog daargelaten dat volgens onder meer de aanbevelingen van de Expertgroep Alimentatienormen bij het berekenen van de draagkracht de werkelijke hoogte van de lasten geen rol speelt, is de vrouw in januari 2017 bij haar ouders vertrokken en zelfstandig gaan wonen. Per 1 november 2017 is zij gaan samenwonen met haar nieuwe partner.
Het hof ziet in het feit dat de vrouw tot januari 2017 bij haar ouders woonde en toen mogelijk beperkte (woon)lasten had, onvoldoende aanleiding om voor de periode van 14 juni 2016 tot januari 2017 van de gebruikelijke forfaitaire berekening van de lasten af te wijken.
Het hof is voorts van oordeel dat de vrouw voldoende heeft aangetoond dat er bij haar huidige werkgever geen mogelijkheden zijn om binnen afzienbare tijd tot uitbreiding van haar dienstverband van 28 uur per week (70%) te komen. Van de vrouw kan evenwel gevergd worden dat zij haar uren uitbreidt door naast haar huidige dienstbetrekking werkzaamheden elders te verrichten dan wel elders een ruimere dienstbetrekking aan te gaan, dit teneinde een grotere bijdrage te kunnen leveren in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] . De vrouw heeft, in het licht van de gemotiveerde stellingen van de man, onvoldoende aangetoond dat dit niet mogelijk is. [minderjarige] is ruim twaalf jaar oud en zal steeds minder afhankelijk worden van de aanwezigheid en beschikbaarheid van de vrouw, temeer nu de vrouw per 1 november 2017 is gaan samenwonen en [minderjarige] bovendien een relevant deel van de tijd bij de man verblijft.
Het hof ziet in het voorgaande voldoende aanleiding om er voor de draagkracht van de vrouw van uit te gaan dat de vrouw met ingang van 1 mei 2018 in plaats van de huidige 28 uur per week, 32 uur per week (80%) gaat werken (tegen hetzelfde uurloon). Het hof acht een periode van thans nog ruim vier maanden voldoende voor de vrouw om een hoger inkomen te realiseren. Bij gebreke van verdere financiële gegevens over het jaar 2018, zal het hof voor de berekening van de draagkracht van de vrouw over de periode vanaf 1 mei 2018 haar financiële gegevens uit 2017 alsmede de draagkrachtformule 2017 tot uitgangspunt nemen.
Uitgaande van de financiële gegevens zoals opgenomen in de als productie 21 overgelegde draagkrachtberekening van de advocaat van de vrouw, welke gegevens de man niet heeft betwist, en uitgaande van bedoelde uitbreiding van uren becijfert het hof het netto besteedbaar inkomen van de vrouw vanaf 1 mei 2018 op € 1.626,- per maand. Daarbij heeft het hof het bruto jaarinkomen van de vrouw met ingang van 1 mei 2018 vastgesteld op (€ 18.792,- geëxtrapoleerd naar 80% =) € 21.477,-, te vermeerderen met vakantietoeslag ad € 1.718,- en de pensioenpremie vastgesteld op (€ 632,- geëxtrapoleerd naar 80% = ) € 722,- per jaar.
De draagkracht van de vrouw wordt daarmee voor de periode vanaf 1 mei 2018, aan de hand van de formule 2017, vastgesteld op:
70% [€ 1.626 - (0,3 x € 1.626 + € 905)] = € 163,- per maand.