Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
- de memorie van grieven met producties en een eiswijziging;
- de memorie van antwoord met producties;
- het op 2 november 2017 gehouden pleidooi.
6.De beoordeling
‘Stichting [geïntimeerde] heeft ook aangevoerd dat [appellant] de woning in de periode juni 2009 tot en met september 2011 heeft bezocht en getuigenbewijs daarvan aangeboden. Indien dit laatste bewezen zou worden kan in rechte genoegzaam worden vastgesteld dat de onderhavige huurovereenkomst is blijven doorlopen.’en tegen de in 2.15 van het vonnis van 22 oktober 2015 opgenomen overweging:
‘Alles overwegende leidt tot de slotsom dat de vordering in conventie bij gebreke van voldoende feitelijke grondslag niet toewijsbaar is.’.
grief 2komt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat [geïntimeerde] in de bewijslevering is geslaagd. Deze grief behoeft geen beoordeling. Uit het voorgaande volgt dat tussen partijen ook na juni 2009 een huurovereenkomst heeft bestaan met betrekking tot de [adres 1] . Of [appellant] gebruik maakte van die woning en of hij die woning heeft bezocht acht het hof niet relevant. Overigens is het hof van oordeel dat hetgeen de getuigen hebben verklaard steun biedt aan het oordeel dat [appellant] in de betreffende periode zelf ook vond dat hij de woning aan de [adres 1] huurde. Dat [appellant] niet in de gaten had dat hij voor die woning huur betaalde acht het hof ongeloofwaardig nu hij heeft aangegeven dat hij een minimaal inkomen heeft waarvan hij nauwelijks kan rondkomen.