ECLI:NL:GHSHE:2017:556
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bekrachtiging van de weigering tot toelating tot de schuldsaneringsregeling op basis van niet te goeder trouw zijn en onvoldoende kans op nakoming van verplichtingen
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van de rechtbank Limburg om de schuldsaneringsregeling toe te passen op de appellant. De appellant had verzocht om de schuldsaneringsregeling toe te passen, maar de rechtbank had dit verzoek afgewezen op basis van artikel 288 van de Faillissementswet. De rechtbank oordeelde dat de appellant in de vijf jaar voorafgaand aan zijn verzoek niet te goeder trouw was geweest ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden. Daarnaast was er onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de appellant de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling naar behoren zou kunnen nakomen.
De appellant had een totale schuldenlast van € 41.230,90, waaronder aanzienlijke belastingschulden en een schuld aan het CJIB. De rechtbank concludeerde dat de appellant onvoldoende inspanningen had geleverd om zijn schulden te voldoen en dat zijn gedrag niet getuigde van een saneringsgezinde houding. In hoger beroep heeft de appellant betoogd dat zijn schulden zijn ontstaan door omstandigheden die hij niet kon beïnvloeden, zoals zijn detentie in Duitsland. Het hof heeft echter geoordeeld dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij te goeder trouw is geweest en dat zijn beroep op de hardheidsclausule niet kan slagen. Het hof bekrachtigde de beslissing van de rechtbank en oordeelde dat de appellant onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt welke omstandigheden bepalend zijn geweest voor het ontstaan van zijn schulden.
De uitspraak benadrukt het belang van de gedragsmaatstaf in de beoordeling van aanvragen voor de schuldsaneringsregeling, waarbij de rechter rekening houdt met de omstandigheden van het geval, de aard en omvang van de vorderingen, en het gedrag van de schuldenaar. Het hof concludeerde dat de appellant niet in aanmerking komt voor de schuldsaneringsregeling en dat de eerdere beslissing van de rechtbank moet worden bekrachtigd.