ECLI:NL:GHSHE:2017:5495

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 december 2017
Publicatiedatum
12 december 2017
Zaaknummer
200.222.727_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot schorsing in hoger beroep na overlijden van procespartij

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om een incident tot schorsing van de procedure naar aanleiding van het overlijden van de geïntimeerde. De appellanten, vertegenwoordigd door mr. N. van Kuppeveld, stelden dat de erfgenamen van de overleden partij altijd betrokken waren bij de procedure en dat de zaak zonder schorsing kon worden voortgezet. De advocaat van de geïntimeerde, mr. J.B.M. Vaessen, had een verzoek tot schorsing ingediend, maar het hof oordeelde dat de aanzegging tot schorsing niet geldig was, omdat de benodigde gegevens ontbraken. Hierdoor werd de procedure niet geschorst en moest deze voortgezet worden op naam van de oorspronkelijke procespartij.

Het hof verklaarde de aanzegging tot schorsing ongeldig en veroordeelde de geïntimeerde in de kosten van het incident. De zaak werd vervolgens verwezen naar de rol voor memorie van grieven, met een aanhouding van verdere beslissingen. Dit arrest werd uitgesproken op 12 december 2017 door de rechters S.M.A.M. Venhuizen, O.G.H. Milar en P.P.M. Rousseau.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.222.727/01
arrest van 12 december 2017
gewezen in het incident tot schorsing ex artikel 225 Rv
in de zaak van

1.[appellant] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
[appellante] ,wonende te [woonplaats] ,
appellanten in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident,
hierna aan te duiden als: [appellanten c.s.] ,
advocaat: mr. N. van Kuppeveld te Nijmegen,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
hierna aan te duiden als: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. J.B.M. Vaessen te Cuijk,
op het bij exploot van dagvaarding van 19 juni 2017 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch van 26 april 2017, gewezen tussen [appellanten c.s.] als eisers en [geïntimeerde] als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/310899/HA ZA 16-504)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de akte verzoek schorsing van de advocaat van [geïntimeerde] ;
  • de antwoordakte van [appellanten c.s.]
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

3.De beoordeling

In het incident
3.1.
De akte verzoek schorsing strekt tot schorsing van de zaak op grond van artikel 225 lid 2 Rv in verband met het overlijden van [geïntimeerde] .
3.2.
[appellanten c.s.] geven te kennen niet te kunnen instemmen met schorsing van de procedure omdat de kinderen c.q. erfopvolgers van wijlen mevrouw [geïntimeerde] altijd namens haar hebben gehandeld: zij hebben namens hun moeder de verkoop van de woning in kwestie bewerkstelligd, zijn van meet af aan betrokken bij de onderhavige procedure en de zoon van wijlen [geïntimeerde] is namens haar op de comparitie in eerste aanleg verschenen en was gemachtigd om namens haar het woord te voeren. Volgens [appellanten c.s.] hebben zij nimmer rechtstreeks contact gehad met [geïntimeerde] en staat niets eraan in de weg dat het geding zonder schorsing onmiddellijk op naam van de erfopvolgers voort te zetten.
3.3.
Na het overlijden van een partij kan de procedure op grond van het bepaalde in artikel 225 Rv worden geschorst. Tot schorsing zijn bevoegd degenen op wie de zeggenschap over de procedure is overgegaan. Voor een geldige schorsing in geval van overlijden van een procespartij is vereist dat de aanzegging tot schorsing de personalia vermeldt van de belanghebbenden die tot schorsing overgaan, de schorsingsgrond, het rechtsfeit dat hen tot belanghebbende maakt en de aanzegging dat men schorst. Het hof constateert dat deze gegevens niet in de akte verzoek schorsing zijn opgenomen, zodat de schorsing niet geldig is gedaan. Dat betekent dat het geding niet is geschorst en dat in de hoofdzaak moet worden voortgeprocedeerd op naam van [geïntimeerde] , de oorspronkelijke procespartij.
3.4.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [geïntimeerde] worden veroordeeld in de kosten van het incident.
In de hoofdzaak
3.5.
De zaak wordt naar de rol verwezen voor memorie van grieven, ambtshalve peremptoir. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident:
verklaart de aanzegging tot schorsing ongeldig en zonder gevolg;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het incident, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [appellanten c.s.] begroot op € 894,-- aan salaris advocaat;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 16 januari 2018 voor memorie van grieven, ambtshalve peremptoir;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, O.G.H. Milar en P.P.M. Rousseau en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 12 december 2017.
griffier rolraadsheer