In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep. De vrouw, appellante, was in hoger beroep gekomen tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 20 april 2016. De rechtbank had Sanquin Bloedvoorziening te Eindhoven benoemd als deskundige om een DNA-onderzoek uit te voeren naar de biologische vader van de minderjarige [dochter]. De man, verweerder, had verzocht om de vrouw te verplichten haar medewerking te verlenen aan dit DNA-onderzoek en om de erkenning door de heer [erkenner] te vernietigen. De rechtbank had deze verzoeken toegewezen, maar de vrouw was het hier niet mee eens en ging in hoger beroep.
Het hof overwoog dat ingevolge artikel 194 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tegen de beslissing van de rechtbank geen hogere voorziening openstaat. De vrouw had geen omstandigheden aangevoerd die tot doorbreking van dit appelverbod zouden moeten leiden. Daarom verklaarde het hof de vrouw niet-ontvankelijk in het door haar ingestelde hoger beroep. De beslissing van het hof werd genomen door mrs. E.L. Schaafsma-Beversluis, M.C. Bijleveld-van der Slikke en A.M.M. Hompus en werd openbaar uitgesproken op 16 februari 2017.