ECLI:NL:GHSHE:2017:548

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 februari 2017
Publicatiedatum
16 februari 2017
Zaaknummer
200.196.230_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de niet-ontvankelijkheid van de vrouw in het hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Limburg betreffende DNA-onderzoek en erkenning van een minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep. De vrouw, appellante, was in hoger beroep gekomen tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 20 april 2016. De rechtbank had Sanquin Bloedvoorziening te Eindhoven benoemd als deskundige om een DNA-onderzoek uit te voeren naar de biologische vader van de minderjarige [dochter]. De man, verweerder, had verzocht om de vrouw te verplichten haar medewerking te verlenen aan dit DNA-onderzoek en om de erkenning door de heer [erkenner] te vernietigen. De rechtbank had deze verzoeken toegewezen, maar de vrouw was het hier niet mee eens en ging in hoger beroep.

Het hof overwoog dat ingevolge artikel 194 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tegen de beslissing van de rechtbank geen hogere voorziening openstaat. De vrouw had geen omstandigheden aangevoerd die tot doorbreking van dit appelverbod zouden moeten leiden. Daarom verklaarde het hof de vrouw niet-ontvankelijk in het door haar ingestelde hoger beroep. De beslissing van het hof werd genomen door mrs. E.L. Schaafsma-Beversluis, M.C. Bijleveld-van der Slikke en A.M.M. Hompus en werd openbaar uitgesproken op 16 februari 2017.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 16 februari 2017
Zaaknummer: 200.196.230/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/212506 / FA RK 15-3526
in de zaak in hoger beroep van:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats 1] ,
appellante,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. E.H.J. Plass,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats 2] ,
verweerder,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. A.H. van Gerwen.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
- mr. S.C. van Heerd , in zijn hoedanigheid van bijzondere curator,
kantoorhoudende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: de bijzondere curator.
- de heer [erkenner] , wonende te [woonplaats 1] , de erkenner van de minderjarige.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 20 april 2016.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 18 juli 2016, heeft de vrouw verzocht voormelde beschikking te vernietigen ten aanzien van de beslissing Sanquin Bloedvoorziening te Eindhoven een onderzoek te laten verrichten naar de vraag of, en zo ja, in welke mate van waarschijnlijkheid [de man] de biologische vader is van [dochter] en/of het verzoek van de man opnieuw rechtdoende, af te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift, tevens eiswijziging inhoudende voorwaardelijk verzoek, met producties, ingekomen ter griffie op 6 september 2016, heeft de man verzocht, uitvoerbaar bij voorraad, voor zover de wet dat toelaat, de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren dan wel de grieven van de vrouw af te wijzen en de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen en in dat geval de vrouw aanvullend te veroordelen tot het verlenen van medewerking aan het DNA-onderzoek op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag of dagdeel dat de vrouw drie weken na betekening van de in deze te wijzen beschikking in gebreke blijft om haar medewerking hieraan te verlenen.
2.2.1.
Bij verweerschrift op het zelfstandig verzoek, ingekomen ter griffie op 19 oktober 2016, heeft de vrouw het hof verzocht om bij beschikking, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn (voorwaardelijke) zelfstandige verzoek, althans dit verzoek af te wijzen.
2.3.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 13 september 2016, heeft de bijzondere curator het hof verzocht, indien mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep, althans het hoger beroep af te wijzen als zijnde rechtens ongegrond en de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 januari 2017.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vrouw, bijgestaan door mr. Plass;
  • de man, bijgestaan door mr. A.B. Noordhof, als waarnemer van mr. Van Gerwen;
  • de bijzondere curator;
  • de heer [erkenner] .
2.4.1.
Namens de raad is geen vertegenwoordiger ter zitting verschenen.
2.5.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 6 april 2016;
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de vrouw, ingekomen ter griffie op
4 januari 2017.

3.De beoordeling

3.1.
De man en de vrouw hebben een affectieve relatie gehad.
Tijdens deze relatie is geboren:
- [dochter] (hierna: [dochter] ), op [geboortedatum] 2015 te [woonplaats 1] .
De heer [erkenner] heeft op 7 augustus 2015 [dochter] als zijn kind erkend. Krachtens beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 11 augustus 2015 zijn de heer [erkenner] en de vrouw gezamenlijk met het gezag over [dochter] belast.
[dochter] woont bij de vrouw en de heer [erkenner] , met wie de vrouw sinds mei 2015 samenwoont.
3.2.
De man heeft in eerste aanleg verzocht:
- te bepalen dat de vrouw haar medewerking dient te verlenen aan het uitvoeren van een DNA-onderzoek;
- voor recht te verklaren dat de erkenning door de heer [erkenner] nietig is, althans deze erkenning te vernietigen;
- hem vervangende toestemming te verlenen voor de erkenning van [dochter] ;
- de vaststelling van een omgangsregeling tussen [dochter] en de man, in die zin dat de man omgang heeft met [dochter] gedurende een dag per week tot haar tweejarige leeftijd, daarna aangevuld met drie losse weken tijdens de mei-, zomer- en kerstvakantie en vanaf vierjarige leeftijd de regeling uit te breiden naar een weekend per 14 dagen van vrijdagmiddag tot zondagavond, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen.
3.3.
Bij beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van18 november 2015 is door de rechtbank op grond van artikel 1:212 van het Burgerlijk Wetboek (BW) tot bijzondere curator benoemd: mr. S.C. van Heerd , advocaat te Venlo .
3.4.
Bij de bestreden beschikking, heeft de rechtbank in het kader van het verzoek van de man hem toestemming te verlenen [dochter] als zijn kind te erkennen Sanquin Bloedvoorziening te Eindhoven, vestiging Maastricht, tot deskundige benoemd teneinde een DNA-onderzoek te verrichten naar de vraag of, en zo ja, in welke mate van waarschijnlijkheid de man de biologische vader van [dochter] is en heeft aan deze opdracht bepaalde voorwaarden verbonden. Tot slot heeft de rechtbank de behandeling van deze zaak aangehouden tot een nader te bepalen tijdstip na ontvangst van het rapport van Sanquin Bloedvoorziening.
3.5.
De vrouw kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen. De man heeft tegen deze beslissing voorwaardelijk geappelleerd.
Ontvankelijkheid
3.6.
Het hof overweegt als volgt.
3.6.1.
De rechtbank heeft Sanquin Bloedvoorziening te Eindhoven tot deskundige benoemd op de voet van artikel 194 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Ingevolge artikel 194 lid 2 Rv staat tegen deze beslissing van de rechtbank geen hogere voorziening open.
Er zijn door de vrouw ook geen omstandigheden gesteld of gebleken die tot doorbreking van dit appelverbod zouden moeten leiden.
3.6.2.
Op deze grond zal het hof de vrouw niet-ontvankelijk verklaren in het door haar ingestelde hoger beroep.

4.De beslissing

Het hof:
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in het door haar ingestelde hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 20 april 2016;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.L. Schaafsma-Beversluis, M.C. Bijleveld-van der Slikke en A.M.M. Hompus en is in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2017.