ECLI:NL:GHSHE:2017:5449
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bekrachtiging van de weigering tot toelating tot de schuldsaneringsregeling wegens niet te goeder trouw handelen van de schuldenaar
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van de rechtbank Limburg om de schuldsaneringsregeling toe te wijzen aan de appellant. De appellant had verzocht om toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar de rechtbank had dit verzoek afgewezen op grond van artikel 288 lid 1 aanhef en sub b van de Faillissementswet (Fw). De rechtbank oordeelde dat de appellant in de vijf jaar voorafgaand aan zijn verzoek niet te goeder trouw had gehandeld met betrekking tot het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden. De appellant had een aanzienlijke schuldenlast van € 164.273,07, waarvan een groot deel al lange tijd bestond. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de appellant zijn situatie toegelicht, waarbij hij aangaf dat hij sinds 2004 werkzaam was en dat hij momenteel 20 uur per week werkt. Hij betwistte de stelling dat hij niet had gesolliciteerd en voerde aan dat hij wel degelijk had geprobeerd om zijn situatie te verbeteren. Het hof heeft echter geoordeeld dat de appellant onvoldoende inspanningen heeft geleverd om zijn schulden af te lossen en dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij te goeder trouw is geweest. Het hof bekrachtigde daarom het vonnis van de rechtbank, waarmee de aanvraag voor de schuldsaneringsregeling werd afgewezen.