Uitspraak
7 december 2017inzake
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 december 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de partneralimentatie tussen een vrouw en een man na hun echtscheiding. De vrouw, verzoekster in het principaal hoger beroep, had in eerste aanleg een beschikking van de rechtbank Limburg aangevochten, waarin de man was verplicht om een bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw te betalen. De rechtbank had deze bijdrage vastgesteld op € 1.079,- per maand, met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheiding op 7 februari 2017.
De vrouw stelde in hoger beroep dat de man voldoende draagkracht had om een hogere bijdrage van € 2.750,- bruto per maand te betalen. De man voerde verweer en stelde dat zijn draagkracht beperkt was door een schuld van € 301,- per maand. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw recht had op een hogere alimentatie, omdat de man onvoldoende bewijs had geleverd van zijn financiële situatie en draagkracht. Het hof oordeelde dat de man in staat was om de door de vrouw verzochte alimentatie te betalen, gezien de onduidelijkheid die hij had gecreëerd over zijn inkomen en de afwezigheid van relevante financiële documenten.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd en bepaald dat de man met ingang van 7 februari 2017 een bijdrage van € 2.750,- per maand aan de vrouw moet betalen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de man onmiddellijk moet voldoen aan deze verplichting, ongeacht eventuele verdere rechtszaken.