6.1.1.[appellante] is sinds 2010 eigenaresse van het woonhuis en verdere aanhorigheden, ondergrond en tuin, staande en gelegen te [plaats] aan de [adres 1] , kadastraal bekend als gemeente Kerkrade, sectie [sectieletter 1] nummer [sectienummer 1] . Deze woning is een hoekwoning. Aan de (gezien vanaf de achterkant van de woningen aan de [straat 1] ) rechterkant ervan loopt de [straat 2] . De garage van [appellante] , die in 2012 is gebouwd, is gelegen achter de hoekwoning en komt uit op de [straat 2] .
6.1.2.[geïntimeerde] is sinds 1993 eigenaresse van het woonhuis en verdere aanhorigheden, ondergrond en tuin, staande en gelegen te [plaats] aan de [adres 2] , kadastraal bekend als gemeente Kerkrade, sectie [sectieletter 1] nummer [sectienummer 2] . In de tuin van de woning van [geïntimeerde] staat een garage. De garage is bereikbaar vanaf de [straat 2] via een bestrate strook grond, gelegen tussen de garage van [appellante] en de garage op het perceel [adres 3] , eigendom van [eigenaar] . In de leveringsakte van 22 september 1993 (productie 1 bij conclusie van antwoord in conventie/eis in reconventie), waarmee [geïntimeerde] haar perceel geleverd heeft gekregen, wordt op pagina 4 laatste alinea met betrekking tot een uitweg vanaf het verkochte naar de [straat 2] verwezen naar "voormelde titel van aankomst", waarmee wordt gedoeld op hetgeen op pagina 2 van de akte onder het kopje "Voorafgaande verkrijging" is weergegeven, te weten:
"(...) Het verkochte is door verkoper in eigendom verkregen door de overschrijving bij de Rijksdienst van het Kadaster en de Openbare Registers te [vestigingsplaats] in register hypotheken 4 op twee en twintig december negentienhonderd twee en vijftig in deel 1967 nummer [nummer] van een afschrift ener akte van levering, op achttien december negentienhonderd twee en vijftig verleden voor notaris [notaris] , destijds te [standplaats] , zijnde de koopsom inmiddels voldaan (...)"
6.1.4.In de op 19 december 1952 voor notaris [notaris] verleden akte (onderdeel van productie 1 bij MvA princ. appel) wordt onder meer, voor zover hier relevant, het volgende vermeld:
"(...) 5) Aan de comparant [geintimeerde sr.] (hof: zijnde de vader van [geïntimeerde] , verder te noemen: [geintimeerde sr.] ), die verklaarde van comparant [verkoper 2] te hebben gekocht:
Gemeente Kerkrade:
Het nieuwgebouwd huis met tuin aan de [adres 2] , kadastraal bekend in sectie [sectieletter 2] deel van nummer [sectienummer 3] groot circa een are en zeven en zeventig centiaren.
Zijnde een gedeelte van dit perceel gelegen links naast het hiervoren aan de comparant [verkoper 1] verkochte (hof: [adres 4]
) benevens een strook breed circa een meter dertig centimeter, vanaf de tuin als uitweg dienende naar de [straat 2] , langs de achterzijde van het hierna door de comparante de weduwe [moeder van appellante] (hof: zijnde de moeder van [appellante] , verder te noemen: mevrouw [moeder van appellante]
) aan te kopen perceel. Deze strook kadaster Sectie [sectieletter 2] deel van nummer [sectienummer 3] en groot circa dertien centiaren.
Alles zoals ter plaatse afgepaald (...)"
"(...) 6) Aan de comparante de weduwe [moeder van appellante] die verklaarde van de comparant [verkoper 2] te hebben gekocht:
Gemeente Kerkrade:
Het nieuwgebouwd huis aan de [adres 1] , met daarachter en daarnaast langs de [straat 2] gelegen tuin, kadastraal bekend in Sectie [sectieletter 2] deel van nummer [sectienummer 3] groot circa een are tachtig centiaren.
Ter andere zijde grenzend aan het hiervoor aan de comparant [geïntimeerde] verkochte.
Alles zoals ter plaatse afgepaald (...)"
“(…) Tussen alle partijen is voorts overeengekomen:
a) Het verkochte gaat op de respectieve kopers over zo en in de staat, waarin hetzelve zich thans bevindt en uitstrekt, vrij van alle hypothecaire lasten en inschrijvingen met al derzelver heersende en lijdende erfdienstbaarheden, rechten en verplichtingen zonder vrijwaring wegens verborgen gebreken of voor de juistheid der opgegeven maten.
b) Het gekochte kan door de respectieve kopers in eigen bezit, genot en gebruik worden aanvaard bij het betalen der kooppenningen, komende de grondbelasting en alle andere eigenaarslasten hieruit geheven wordende vanaf een Januari aanstaande voor rekening van kopers (...)"
In de aanhef van de akte wordt vermeld dat de hypotheekbewaarder de akte op 20 december 1952 in bewaring heeft genomen.
6.2.1.In de onderhavige procedure vordert [appellante] (in conventie) dat de rechtbank [geïntimeerde] zal verbieden zich op haar perceel te begeven, althans met een auto vanaf de [straat 2] te [plaats] te gaan naar haar garage en vice versa en daarbij gebruik te maken van het grondstuk dat aan [appellante] in eigendom toebehoort en/of anderszins met een auto te komen op het grondstuk van eisers, alsmede voormeld gebruik door huisgenoten of bezoekers toe te staan, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per overtreding. Ook vordert [appellante] dat [geïntimeerde] zal worden veroordeeld tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ad € 904,00 en de proceskosten, deze laatste kosten vermeerderd met de wettelijke rente vanaf een week na betekening van het vonnis.
6.2.4.[geïntimeerde] heeft na wijziging van eis in reconventie, zakelijk weergegeven, gevorderd dat de rechtbank:
primair:
voor recht zal verklaren dat [geïntimeerde] , en niet [appellante] , de eigenaar is van de strook grond, breed ongeveer 1 meter en 30 centimeter vanaf haar perceel langs de achterzijde van het perceel van [appellante] , welke strook Kadastraal aangeduid was als sectie [sectieletter 2] deel van nummer [sectienummer 3] en groot is ongeveer 13 centiaren;
[appellante] zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen een bedrag van € 495,00, althans een zodanig bedrag zoals de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 december 2014, althans vanaf een datum zoals de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren, tot aan de dag der algehele voldoening;
subsidiair: voor recht zal verklaren dat ten behoeve van het heersend erf van [geïntimeerde] een ten laste van het lijdend erf van [appellante] een erfdienstbaarheid van weg is ontstaan of gevestigd om over deze weg met een auto te komen en te gaan vanaf de [straat 2] naar de Garage van [geïntimeerde] en wel over een strook van ongeveer 1.30 meter breed vanaf het perceel van [geïntimeerde] langs de achterzijde van het perceel van [appellante] ;
meer subsidiair: voor recht zal verklaren dat ten behoeve van het heersend erf van [geïntimeerde] een ten laste van het lijdend erf van [appellante] door verjaring ex artikel 3:99 BW een erfdienstbaarheid van weg is ontstaan of gevestigd om over deze weg met een auto te komen en te gaan vanaf de [straat 2] naar de Garage van [geïntimeerde] en wel over een strook van ongeveer 1.30 meter breed vanaf het perceel van [geïntimeerde] langs de achterzijde van het perceel van [appellante] ;
nog meer subsidiair: voor recht zal verklaren dat door verjaring ex artikel 3:105 BW ten behoeve van het heersend erf van [geïntimeerde] een ten laste van het lijdend erf van [appellante] een erfdienstbaarheid van weg is ontstaan of gevestigd om over deze weg met een auto te komen en te gaan vanaf de [straat 2] naar de Garage van [geïntimeerde] en wel over een strook van ongeveer 1.30 meter breed vanaf het perceel van [geïntimeerde] langs de achterzijde van het perceel van [appellante] ;
[appellante] zal veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis medewerking te verlenen aan het in een notariële akte vastleggen van bedoelde erfdienstbaarheid, dan wel te beslissen dat de uitspraak in de plaats komt van een dergelijke akte en dat dit vonnis als zodanig inschrijfbaar is in het daartoe bestemde register, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag tot een maximum van € 25.000,00 indien gedaagde na betekening van het vonnis in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen;
[appellante] zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [geïntimeerde] te betalen een bedrag ter zake van buitengerechtelijke kosten van € 904,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
[appellante] zal veroordelen in de kosten van de procedure in reconventie, met bepaling dat zij de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd is indien zij niet binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis die kosten zal hebben voldaan;
[appellante] zal veroordelen in de nakosten ad € 131,00 indien [appellante] aan de veroordeling voldoet zonder dat het vonnis aan haar hoeft te worden betekend en
€ 199,00 indien het vonnis betekend moet worden.
[geïntimeerde] heeft daartoe, kort weergegeven, het volgende aangevoerd.
[geintimeerde sr.] heeft destijds de bewuste strook grond van [verkoper 2] in eigendom verkregen. Dat blijkt uit de daarvan op 18 december 1952 opgemaakte notariële akte. [geïntimeerde] , als rechtsopvolgster van [geintimeerde sr.] , heeft daarom altijd al de eigendom gehad van de strook grond.
Voor het geval [geïntimeerde] niet altijd al de eigendom heeft gehad van de strook grond, beroept zij zich er op dat zij een erfdienstbaarheid op de strook bezit. Al vanaf de jaren 70 wordt de strook als inrit naar de garage van het perceel [adres 2] gebruikt. Nu de strook aldus al meer dan 50 jaar door (de rechtsvoorganger van) [geïntimeerde] wordt gebruikt is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat [appellante] [geïntimeerde] zonder enige reden thans dat gebruik weigert.