In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 februari 2017 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de wijziging van kinderalimentatie. De man, verzoeker in het principaal hoger beroep, heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Limburg van 29 januari 2016 aangevochten, waarin de kinderalimentatie voor zijn twee minderjarige kinderen was vastgesteld op € 361,- per kind per maand. De vrouw, verzoekster in het incidenteel hoger beroep, heeft verzocht om de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep en heeft een hogere bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen geëist.
Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden die een herbeoordeling van de behoefte en draagkracht rechtvaardigt. De man heeft zijn verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie ingediend op 22 april 2016, en de vrouw heeft hierop gereageerd met een verweerschrift op 15 juni 2016. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 januari 2017 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten.
Het hof heeft de draagkracht van beide ouders beoordeeld en vastgesteld dat de gezamenlijke draagkracht onvoldoende is om in de behoefte van de kinderen te voorzien. De man is alleenstaand en directeur van een onderneming, terwijl de vrouw ook een eigen inkomen heeft. Het hof heeft de alimentatie voor de kinderen vastgesteld op nihil voor 2015, € 7,- per kind per maand voor 2016, en € 115,- per kind per maand met ingang van 1 januari 2017. De beschikking van de rechtbank is vernietigd, met uitzondering van de beslissing over de proceskosten, die zijn gecompenseerd. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.