ECLI:NL:GHSHE:2017:532

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 februari 2017
Publicatiedatum
14 februari 2017
Zaaknummer
20-000791-16
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak betreffende hennepteelt onder Opiumwet

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte was beschuldigd van het plegen van strafbare feiten onder artikel 11a van de Opiumwet, waarbij hij op of omstreeks 16 januari 2016 in Wellerlooi stoffen en voorwerpen had die bestemd waren voor de teelt van hennep. Tijdens de zitting heeft de verdachte erkend dat de aangetroffen goederen aan hem toebehoorden, maar ontkende dat deze goederen bedoeld waren voor hennepteelt. Hij stelde dat de tonnen die in zijn bestelauto werden aangetroffen, bedoeld waren voor het bouwen van een vlonder in een jachthaven.

Het hof heeft de zaak grondig onderzocht en vastgesteld dat, hoewel de aangetroffen voorwerpen mogelijk geschikt zijn voor hennepteelt, er onvoldoende bewijs was dat deze voorwerpen bestemd waren voor grootschalige of beroepsmatige hennepteelt. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastelegging, omdat het hof oordeelde dat de goederen hooguit konden dienen voor de teelt van enkele hennepplanten voor eigen gebruik. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf werd eveneens afgewezen, aangezien de verdachte werd vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van voldoende bewijs voor de intentie en professionaliteit bij hennepteelt, en dat de aanwezigheid van bepaalde voorwerpen alleen niet voldoende is om te concluderen dat er sprake is van beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt. Het hof heeft de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf afgewezen, wat betekent dat de verdachte niet verder gestraft zal worden voor de eerdere veroordeling.

Uitspraak

Afdeling strafrecht

Parketnummer : 20-000791-16
Uitspraak : 14 februari 2017
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg van 16 maart 2016, parketnummer 03-010762-16 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 09-827115-13, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [woonplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres] .
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal vernietigen en opnieuw rechtdoende;
  • de verdachte partieel van het ten laste gelegde zal vrijspreken, te weten: van hetgeen in de tenlastelegging is vermeld met betrekking tot het opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben en/of vervaardigen van een grote hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
  • het ten laste gelegde feit voor het overige zal bewezen verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand;
  • bovenvermelde vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straf voor de duur van vier maanden zal toewijzen, conform de politierechter, te weten voor de duur van twee maanden.
De verdediging heeft:
  • primair vrijspraak bepleit;
  • subsidiair -voor het geval het hof toch tot bewezenverklaring zou komen- een strafmaatverweer gevoerd;
  • met betrekking tot voormelde vordering tot tenuitvoerlegging primair bepleit dat deze zal worden afgewezen, subsidiair dat de ten uitvoer te leggen gevangenisstraf zal worden omgezet in een taakstraf.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 januari 2016 te Wellerlooi , in de gemeente Bergen , (in een auto aan de Venweg ) stoffen en/of voorwerpen en/of gegevens,
te weten:
- vier, althans een ton(nen) en/of
- een stoppenkast en/of
- een schaar en/of
- een PH-meter en/of
- 20 stuks, althans een latex handschoen(en) en/of
- 17 stuks, althans een zekering(en) en/of
- een koudwaterslang en/of
- een kachel en/of
- een thermometer en/of
- een mobiele telefoon en/of
- zes, althans een koppelstuk(ken) voor tuinslang
bestemd tot het plegen van een of meer feit(en) strafbaar gesteld in artikel 11, derde en/of vijfde lid, van de Opiumwet,
te weten:
- het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet en/of
- het opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben en/of vervaardigen van een grote hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of te koop aangeboden en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd en/of voorhanden gehad, terwijl hij, verdachte, wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die stoffen en/of voorwerpen en/of gegevens bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en).
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Uit het dossier blijkt dat de verdachte op 16 januari 2016 met een bestelauto reed op de A73. Door de achterruiten van de auto had de politie gezien dat in de bestelbus een aantal dozen stonden met daaroverheen een deken of doek. Voorts bleek de politie bij navraag van het kenteken dat de tenaamgestelde stond ingeschreven in de gemeente [woonplaats] en antecedenten had op het gebied van de Opiumwet. De politie heeft het voertuig gevolgd en gecontroleerd te Wellerlooi , in de gemeente Bergen ( Limburg ). In het voertuig trof de politie de volgende goederen aan:
- vier blauwe tonnen met deksel;
- een stoppenkast;
- een schaar;
- een PH-meter;
- 20 stuks latex handschoenen;
- 17 stuks zekeringen;
- een koudwaterslang;
- een kachel;
- een thermometer;
- een mobiele telefoon;
- zes koppelstukken voor tuinslang.
Na opening van de tonnen rook de politie een henneplucht. Op de bodem van de laadruimte zag de politie een henneptop liggen. De politie heeft tijdens het opsporingsonderzoek geconcludeerd dat genoemde goederen kunnen worden gebruikt voor -zakelijk weergegeven- het opstarten dan wel onderhouden van een hennepkwekerij.
De verdachte heeft zowel bij gelegenheid van zijn verhoor door de politie als ter terechtzitting in hoger beroep erkend dat al deze goederen aan hem toebehoren, maar heeft ontkend dat deze waren bedoeld voor de teelt van hennep.
Verdachte heeft verklaard dat de tonnen, welke hij van een maat had gekregen, bedoeld waren voor het bouwen van een vlonder in een jachthaven. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte foto’s getoond waarop te zien is dat dergelijke tonnen in een vlonder worden verwerkt. Voorts heeft verdachte verklaard de overige goederen te gebruiken voor tuinwerkzaamheden dan wel voor een aquarium en een boot. De henneptop zou door jongelui zijn achtergelaten die in zijn auto hebben gezeten.
Namens verdachte is aangevoerd dat bij verdachte niet de criminele intentie kan worden vastgesteld die vereist is voor bewezenverklaring van artikel 11a Opiumwet en dat voorts de voorwerpen niet bestemd zijn voor delicten als bedoeld in lid 3 en lid 5 van artikel 11 Opiumwet, te weten beroeps- en bedrijfsmatig telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren van hennep dan wel in- of uitvoer, telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, aanwezig hebben en/of vervaardigen van een grote hoeveelheid hennep. Alhoewel een aantal spullen wel geschikt zijn voor hennepteelt is meer nodig om te komen aan de zekere mate van professionaliteit en optimale financiële opbrengst zoals vereist voor beroeps- en bedrijfsmatig handelen. De indicatoren daarvoor ontbreken en wat er is aangetroffen duidt hoogstens op voorwerpen in het kader van kleine hobbymatige teelt.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep bewezenverklaring van het ten laste gelegde gevorderd in die zin dat volgens de advocaat-generaal wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen heeft vervoerd en voorhanden gehad, terwijl hij wist dat die voorwerpen bestemd waren tot -kort gezegd- het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen van hennep. Hoewel een grote hoeveelheid niet bewezen kan worden is volgens de advocaat-generaal voldoende bewijs aanwezig voor beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt. De verklaring van de verdachte dient als ongeloofwaardig terzijde te worden gesteld.
Het hof overweegt als volgt.
Art. 11a Opiumwet stelt strafbaar hij die stoffen of voorwerpen bereidt, bewerkt, verwerkt, te koop aanbiedt, verkoopt, aflevert, verstrekt, vervoert, vervaardigt of voorhanden heeft dan wel vervoermiddelen, ruimten, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft of gegevens voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid, strafbaar gestelde feiten. In artikel 11, derde lid, Opiumwet gaat het om in de uitoefening van een
beroep of bedrijftelen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van een middel als bedoel in de bij de Opiumwet behorende lijst II. In artikel 11, vijfde lid, Opiumwet gaat het om het opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben en/of vervaardigen van een grote hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Met betrekking tot de vraag welke betekenis toekomt aan de termen ‘in de uitoefening van een beroep of bedrijf’ en ‘grote hoeveelheid’ heeft het volgende te gelden.
De Richtlijn voor strafvordering Opiumwet, softdrugs [1] , geeft indicatoren voor het bedrijfsmatig verhandelen en telen van cannabis. Voor beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt is voorts de mate van professionaliteit en het doel van de teelt van belang. In bijlage 1 van de Aanwijzing Opiumwet [2] (inhoudende o.a. regels met betrekking tot de vervolging bij grote hoeveelheden alsmede bij beroeps- of bedrijfsmatig geproduceerde hoeveelheden) is een lijst opgenomen met indicatoren aangaande de professionaliteit: als aan twee of meer punten van hoge professionaliteit op die lijst is voldaan, wordt, ongeacht de hoeveelheid planten, beroeps- of bedrijfsmatig handelen aangenomen. Een aantal van deze indicatoren zijn: belichting d.m.v. kunstlicht op tijdklokken, thermostaat- of computergestuurde verwarming en CO2-suppletie d.m.v. een gestuurde installatie.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat met betrekking tot de vraag of sprake is van beroeps- of bedrijfsmatige teelt niet zozeer de hoeveelheid planten van belang is doch veeleer de mate van professionaliteit en de gerichtheid op het behalen van financiële winst.
Met betrekking tot de term ‘grote hoeveelheid’ geldt dat in art. 1 lid 2 Opiumwetbesluit [3] wordt bepaald dat als een grote hoeveelheid moet worden beschouwd: 500 gram hennep, 200 hennepplanten en 500 eenheden van een ander middel als bedoeld in lijst II.
Ten aanzien van de voorwerpen zoals bij verdachte in de bestelauto aangetroffen, gezamenlijk beschouwd, is het hof van oordeel, dat - hoewel er aanwijzingen bestaan dat voormelde voorwerpen (mede) kunnen dienen voor de inrichting van een hennepkwekerij - uit het onderzoek ter terechtzitting niet aannemelijk is geworden dat die voorwerpen zijn bestemd voor grootschalige, professioneel ingerichte, hennepkwekerijen en die vanwege hun aard en/of functie zijn bestemd voor grootschalige hennepteelt en/of voor bedrijfsmatig gebruik onder professioneel gecreëerde omstandigheden ter bevordering van een optimale oogst en een optimale financiële opbrengst van de hennepkwekerij (dus op verkoop van de oogst). Het hof is gelet op het verhandelde ter terechtzitting van oordeel dat deze voorwerpen hooguit kunnen dienen voor de teelt van enkele hennepplanten voor eigen huiselijk gebruik.
Het bewijs schiet derhalve tekort om vast te kunnen stellen dat het hier gaat om (een gezamenlijkheid van) voorwerpen die vanwege hun aard en/of functie zijn bestemd voor grootschalige en/of bedrijfs- of beroepsmatige hennepteelt als vorenomschreven.
Daarom zal de verdachte worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Vordering tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 11 maart 2014 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Nu verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement Limburg van 25 januari 2016, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank te
's-Gravenhage van 11 maart 2014, parketnummer 09-827115-13, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Aldus gewezen door
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. drs. P. Fortuin en mr. P.J. Hödl, raadsheren,
in tegenwoordigheid van R.H. Boekelman, griffier,
en op 14 februari 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.
2.
3.Besluit van 9 december 2002,