3.1.In rov. 3.2 van voormeld vonnis van 21 januari 2015 heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. De door de rechtbank vastgestelde feiten, die niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Het hof zal deze feiten hierna, genummerd rov. 3.1.1 tot en met 3.1.14, weergeven.
3.1.1.[appellante] Holding is de houdstervennootschap van de heer [appellante] (hierna: [appellante] ). Vanaf 1 juli 1995 was [appellante] Holding enig aandeelhouder van de besloten vennootschap Racupack BV (hierna: Racupack). [appellante] was statutair bestuurder van deze vennootschap.
3.1.2.[geïntimeerde 3] is bestuurder van Stichting Administratiekantoor Dutch Eagle Holding, die op haar beurt enig aandeelhouder en bestuurder is van de besloten vennootschap Dutch Eagle Holding BV. Dutch Eagle Holding BV is samen met de besloten vennootschap [Beheer] Beheer BV aandeelhouder en bestuurder van participatiemaatschappij Chezz Partners.
3.1.3.[appellante] heeft met [geïntimeerde 3] en de heer [directeur aandeelhouder Beheer] (hierna: [directeur aandeelhouder Beheer] ) gesprekken gevoerd over een mogelijke overname van Racupack. Dit heeft geresulteerd in een op 2 januari 2008 getekende intentieverklaring, waarin Chezz Partners de intentie heeft uitgesproken om (na een uitgebreid due diligence onderzoek) de aandelen van [appellante] Holding in Racupack over te nemen voor een bedrag van € 3.800.000,=. Daarnaast is in deze verklaring neergelegd dat [appellante] na de aandelenoverdracht terugtreedt als statutair directeur van de vennootschap en vanaf dat tijdstip gedurende een periode van ten minste 3 jaar voor de vennootschap werkzaam blijft op basis van een arbeidsovereenkomst.
3.1.4.In verband met de overname van de aandelen in Racupack heeft Chezz Partners Apack Holding opgericht.
3.1.5.Op 30 juli 2008 is een koopovereenkomst tot stand gekomen tussen [appellante] Holding en Apack Holding i.o., waarbij de aandelen in Racupack zijn overgedragen aan Apack Holding i.o. voor een koopsom van € 3.800.000,=. Partijen zijn overeengekomen dat € 3.000.000,= wordt betaald bij het passeren van de notariële akte van levering en
€ 800.000,= wordt omgezet in een achtergestelde lening met een looptijd van 5 jaar. Diezelfde dag hebben partijen een overeenkomst van geldlening gesloten, waarin partijen zijn overeengekomen dat de verschuldigde hoofdsom van € 800.000,= uiterlijk op 30 juli 2013 moet worden terugbetaald.
3.1.6.Op 25 augustus 2008 zijn de aandelen aan Apack Holding geleverd en is [appellante] teruggetreden als statutair directeur. Chezz Partners is benoemd tot statutair bestuurder van Racupack en de heer [directeur Racupack] tot directeur. [appellante] is de functie gaan vervullen van adviseur op commercieel en technisch gebied.
3.1.7.Op 12 december 2008 is [appellante] op non-actief gesteld. Vervolgens is in januari 2009 een regeling getroffen over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst per
1 september 2009, waarbij partijen onder meer zijn overeengekomen dat het loon van [appellante] tot die datum zal worden doorbetaald, de verstrekte geldlening van
€ 800.000,= na afloop van de overeengekomen looptijd van 5 jaar volledig door Apack Holding moet worden terugbetaald en tot zekerheid van deze terugbetaling door Racupack zekerheid zal worden gesteld. Ter uitvoering van deze afspraak heeft Racupack bij onderhandse akte van 31 augustus 2009 aan [appellante] Holding een (derden)pandrecht verstrekt op haar gehele huidige en toekomstige bedrijfsuitrusting.
3.1.8.In de eerste maanden van 2013 hebben [appellante] en [geïntimeerde 3] gesproken over de terugbetaling door Apack Holding van het bedrag van € 800.000,=. [geïntimeerde 3] wilde de looptijd van de lening verlengen, hetgeen [appellante] niet toestond. Op 10 mei 2013 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen [appellante] enerzijds en [geïntimeerde 3] , bijgestaan door de heer [accountant] (hierna: [accountant] , voormalige accountant bij Deloitte), anderzijds, waarbij [appellante] werd meegedeeld dat Apack Holding niet over voldoende middelen beschikte om de geldlening te kunnen terugbetalen. Verzocht werd de looptijd van de lening te verlengen. [appellante] Holding was daartoe niet bereid. Daarop heeft [geïntimeerde 3] aangegeven dat Chezz Partners bereid was om een gedeeltelijke terugbetaling van de geldlening te financieren in ruil voor finale kwijting en afstand van het pandrecht op de bedrijfsinventaris van Racupack. [appellante] Holding heeft het door [geïntimeerde 3] genoemde bedrag van € 400.000,= niet geaccepteerd, noch het door [geïntimeerde 3] geboden bedrag van € 500.000,=.
3.1.9.Op 11 en 23 mei 2013 heeft [accountant] aan [appellante] financiële stukken – waaronder jaarstukken – verstrekt, waaruit blijkt dat de boekjaren van Racupack na 2009 verlieslatend waren.
3.1.10.Tijdens een bespreking op 28 mei 2013 tussen [appellante] en zijn advocaat enerzijds en [geïntimeerde 3] en [accountant] anderzijds, zijn de financiële stukken van Racupack besproken. Naar aanleiding van dit gesprek hebben partijen overeenstemming bereikt over een bedrag van € 650.000,=. Dit heeft geresulteerd in een overeenkomst tussen [appellante] Holding en Apack Holding van 3 juni 2013, genaamd ‘
overeenkomst ter vervanging overeenkomst van geldlening’, waarin partijen zijn overeengekomen dat de lening eindigt onder de opschortende voorwaarde dat Apack Holding uiterlijk op 7 juni 2013 een bedrag betaalt aan [appellante] Holding ter hoogte van € 650.000,=, dat [appellante] Holding finale kwijting verleent aan Apack Holding en dat de gevestigde pandrechten komen te vervallen. Tevens zijn partijen in artikel 2.4 overeengekomen ‘
over en weer afstand [te doen] van het recht om deze overeenkomst geheel of gedeeltelijk te (doen) ontbinden of vernietigen.’
3.1.11.Het bedrag van € 650.000,= is op 4 juni 2013 aan [appellante] Holding voldaan.
3.1.12.Op 20 juni 2013 heeft [accountant] telefonisch aan [appellante] meegedeeld dat Racupack door middel van een activa/passivatransactie was verkocht aan de besloten vennootschap BPA Racupack BV (hierna: BPA).
3.1.13.Bij brief van 29 juli 2013 heeft (de advocaat van) [appellante] Holding Apack Holding meegedeeld dat het verzwijgen van de op handen zijnde verkoop van de activa en passiva van Racupack en het verstrekken van onjuiste informatie wordt aangemerkt als bedrog, danwel heeft geleid tot dwaling. Van een herstructurering van het bedrijf van Racupack en het aantrekken van bancaire financiering is geen sprake geweest. Om die reden wordt de overeenkomst tot beëindiging van de geldlening van 3 juni 2013 vernietigd. Apack Holding wordt gesommeerd de restant geldlening van € 150.000,= binnen 2 dagen en uiterlijk op 30 juli 2013 aan [appellante] Holding te betalen.
3.1.14.Apack Holding heeft aan deze sommatie niet voldaan.
3.2.1.In de onderhavige procedure vorderde [appellante] Holding in conventie, na wijziging van eis, bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
I a. primair te verklaren voor recht dat de overeenkomst tot vervanging van de overeenkomst van geldlening van 3 juni 2013 tussen [appellante] Holding en Apack Holding is vernietigd door de namens [appellante] Holding uitgebrachte buitengerechtelijke vernietigingsverklaring van 29 juli 2013;
I b. subsidiair de overeenkomst tot vervanging van de overeenkomst van geldlening van 3 juni 2013 tussen [appellante] Holding en Apack Holding te vernietigen;
I c. meer subsidiair de overeenkomst tot vervanging van de overeenkomst van geldlening van 3 juni 2013 tussen [appellante] Holding en Apack Holding ter opheffing van haar nadeel te wijzigen door de in de overeenkomst tot vervanging van de overeenkomst van geldlening van 3 juni 2013 tussen [appellante] Holding en Apack Holding genoemde prijs van € 650.000,= naar € 800.000,= aan te passen;
II Apack Holding, Chezz Partners en [geïntimeerde 3] hoofdelijk te veroordelen om aan [appellante] Holding te betalen een bedrag van € 150.000,= te vermeerderen met een rente ter hoogte van Euribor plus tweehonderd basispunten met ingang van 31 juli 2013;
III Apack Holding, Chezz Partners en [geïntimeerde 3] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de kosten van het geding, waaronder de beslagkosten en nakosten.
3.2.2.Aan deze vorderingen heeft [appellante] Holding, kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. De overeenkomst van 3 juni 2013 is vernietigbaar op grond van, primair, bedrog en, subsidiair, dwaling. [appellante] Holding heeft de overeenkomst bij brief van 29 juli 2013 buitengerechtelijk vernietigd. Deze vernietiging heeft tot gevolg dat de in de geldleningsovereenkomst gemaakte afspraken nog onverminderd van kracht zijn. Ingevolge artikel 3a van de geldleningsovereenkomst had uiterlijk op 30 juli 2013 een bedrag van
€ 800.000,= terugbetaald moeten worden. Op 4 juni 2013 is een bedrag van € 650.000,= betaald. Dit betekent dat Apack Holding nog een bedrag van € 150.000,= aan [appellante] Holding verschuldigd is. Daarnaast zijn Chezz Partners en [geïntimeerde 3] op grond van onrechtmatige daad verplicht het bedrag van € 150.000,= als schadevergoeding aan [appellante] Holding te betalen.
3.2.3.Apack c.s. heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.3.1.In reconventie vorderde Apack c.s., na wijziging van eis, en voor zover de wet toelaat uitvoerbaar bij voorraad,
1. [appellante] Holding te veroordelen aan Chezz Partners te betalen:
€ 100,= te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 september 2013;
€ 113,21 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2013;
€ 731,25 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2014;
€ 731,25 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 april 2014;
€ 731,25 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2014;
€ 731,25 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2014; en
€ 731,25 per kwartaal, respectievelijk € 8,125 per dag over de periode vanaf 1 oktober 2014 tot de dag waarop de bankgarantie is geretourneerd aan Rabobank Breda, steeds te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de eerste dag van het volgende kwartaal, respectievelijk de dag waarop de bankgarantie is geretourneerd;
2. [appellante] Holding te veroordelen om de originele door Rabobank [vestigingsplaats 2] gestelde bankgarantie van 12 september 2013 binnen 5 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis ter decharge aan Rabobank [vestigingsplaats 2] te retourneren, op straffe van een dwangsom van € 5.000,= per dag dat zij niet aan deze veroordeling voldoet, tot een maximum van € 100.000,= is bereikt;
3. [appellante] Holding te verbieden opnieuw beslag te leggen ten laste van Apack Holding c.s. ter zake van de feiten zoals omschreven in het in deze zaak te wijzen vonnis, met een dwangsom van € 100.000,= indien zij dit verbod overtreedt;
4. [appellante] Holding te veroordelen in de kosten van het geding, vermeerderd met de nakosten.
3.3.2.Aan deze vorderingen heeft Apack c.s., kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. De beslagen die [appellante] Holding voor haar vorderingen heeft gelegd, zijn vexatoir en onrechtmatig. Chezz Partners heeft Rabobank Breda verzocht een bankgarantie te stellen teneinde de beslagen op te heffen. Gelet op de onrechtmatigheid van de gelegde beslagen vordert Chezz Partners de kosten van de bankgarantie van [appellante] Holding terug.
3.3.3.[appellante] Holding heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.4.1.In voormeld vonnis van 29 januari 2014 heeft de rechtbank een comparitie van partijen bevolen.
3.4.2.Deze comparitie is gehouden op 7 april 2014. Van de comparitie is proces-verbaal opgemaakt, dat zich bij de stukken bevindt.
3.4.3.In voormeld vonnis van 21 januari 2015 heeft de rechtbank, kort samengevat, overwogen dat geenszins vast staat dat Apack Holding opzettelijk onjuiste mededelingen heeft gedaan, dan wel enige feit heeft verzwegen dat zij verplicht was mee te delen, laat staan dat dit is gedaan met het doel [appellante] Holding te bewegen de overeenkomst van 3 juni 2013 te sluiten, hetgeen ingevolge artikel 3:44 lid 3 BW eveneens vereist is voor een geslaagd beroep op bedrog. Evenmin staat volgens de rechtbank vast dat [appellante] Holding ten gevolge van de door Apack Holding gegeven inlichtingen, dan wel de door Apack Holding geschonden mededelingsplicht, bij het sluiten van de overeenkomst is uitgegaan van een onjuiste voorstelling van zaken als bedoeld in artikel 6:228 BW.
De rechtbank zag geen reden om [appellante] Holding te belasten met het bewijs van de door haar gestelde feiten en/of omstandigheden. Mochten de door [appellante] Holding gestelde, en door Apack Holding c.s. betwiste, feiten en/of omstandigheden komen vast te staan, dan kan dit alleen tot vernietiging van de overeenkomst wegens bedrog leiden wanneer bovendien komt vast te staan dat er causaal verband bestaat tussen het bedrieglijk gedrag en het aangaan van de overeenkomst. Ook voor vernietiging wegens dwaling dient causaal verband te bestaan tussen het ontbreken van de juiste voorstelling van zaken en het sluiten van de overeenkomst. Aldus – steeds – de rechtbank.
De rechtbank was evenwel van oordeel dat [appellante] Holding dit causaal verband onvoldoende had onderbouwd.
Op grond daarvan heeft de rechtbank de vorderingen van [appellante] Holding jegens Apack Holding afgewezen. De vorderingen jegens Chezz Partners en [geïntimeerde 3] werden afgewezen, omdat nog daargelaten dat niet vast staat dat zij de hen verweten gedragingen hebben verricht, in ieder geval onvoldoende onderbouwd is dat [appellante] Holding daardoor schade heeft geleden.
Vervolgens heeft de rechtbank overwogen dat de beslagen ten onrechte zijn gelegd en de vorderingen in reconventie toegewezen.
Als de in het ongelijk gestelde partij werd [appellante] Holding zowel in conventie als in reconventie in de proceskosten veroordeeld.