ECLI:NL:GHSHE:2017:5269

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 november 2017
Publicatiedatum
30 november 2017
Zaaknummer
200.221.978_01 200.221.978_02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake echtscheiding en voorlopige voorzieningen tussen man en vrouw

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, zijn er twee verzoeken in hoger beroep aan de orde. De man, wonende in Australië, heeft hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 24 mei 2017, waarin de echtscheiding tussen hem en de vrouw werd uitgesproken. De man verzoekt het hof om de beschikking van de rechtbank te vernietigen, omdat hij niet in staat is de vastgestelde onderhoudsbijdrage te betalen. De vrouw, die ook in hoger beroep is gekomen, verzoekt het hof om een voorlopige voorziening te treffen met betrekking tot de bijdrage in de kosten van levensonderhoud en de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen.

De mondelinge behandeling vond plaats op 24 oktober 2017, waarbij de vrouw in persoon verscheen, bijgestaan door haar advocaat, terwijl de man zich liet vertegenwoordigen door zijn advocaat. Het hof heeft de grieven van de man beoordeeld en geconcludeerd dat hij geen belang heeft bij zijn beroep tegen de echtscheiding, aangezien de rechtbank hem in de bestreden beschikking heeft gegeven wat hij ook had verzocht. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de rechtbank betreffende de echtscheiding.

Wat betreft de verzoeken van de vrouw om voorlopige voorzieningen, heeft het hof besloten om verdere beslissingen aan te houden in afwachting van de uitkomst van een mediationtraject dat door partijen is gestart. De beslissing van het hof is op 30 november 2017 uitgesproken in het openbaar.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
zaaknummers : 200.221.978/01 en 02
zaaknummers rechtbank : C/02/288026 / FA RK 14-6457 en C/02/314322 / FA RK 16-2280
beschikking van de meervoudige kamer van 30 november 2017
In de zaak met zaaknummer 200.221.978/01
inzake
[de man],
wonende te [woonplaats] (Australië),
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. H. Kernkamp te Rotterdam,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. P.R. Klaver te Bergen op Zoom.
In de zaak met zaaknummer 200.221.978/02
inzake
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. P.R. Klaver te Bergen op Zoom,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats] (Australië),
verweerder,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. H. Kernkamp te Rotterdam.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

In de zaak met zaaknummer 200.221.978/01
Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, Breda, van 24 mei 2017, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

In de zaak met zaaknummer 200.221.978/01
2.1
De man is op 23 augustus 2017 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking van 24 mei 2017.
2.2
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 5 september 2017, ingekomen op dezelfde datum;
- een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 28 september 2017, ingekomen op 29 september 2017;
- een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 3 oktober 2017 met bijlagen, ingekomen op dezelfde datum;
- een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 6 oktober 2017, ingekomen op dezelfde datum;
- een journaalbericht van de zijde van de man van 23 oktober 2017 met bijlagen (productie 4 en 5), ingekomen op dezelfde datum;
In de zaak met zaaknummer 200.221.978/02
2.3
De vrouw heeft op 6 september 2017 een verzoek voorlopige voorziening ingediend ter griffie van het hof.
2.4
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een journaalbericht van de zijde van de vrouw met bijlagen (productie1) van 19 oktober 2017, ingekomen op dezelfde datum.
2.5
De man heeft geen verweerschrift ingediend.
In beide zaken
2.6
De mondelinge behandeling heeft op 24 oktober 2017 plaatsgevonden. De vrouw is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat. De man is - hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen - niet verschenen. De man heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn advocaat.

3.De feiten

In beide zaken
3.1
Partijen zijn op 25 augustus 1990 met elkaar gehuwd te [plaats] , Groot-Britannië.
3.2
Bij beschikking voorlopige voorzieningen van 10 februari 2016 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant, Breda, voor zover thans van belang, de door de man te betalen bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw bepaald op € 77,-- per maand, zulks met ingang van 19 november 2015.
3.3
Bij beschikking voorlopige voorzieningen van 13 april 2016 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant, Breda, de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoeken tot wijziging van voormelde beschikking van 10 februari 2016 en het verzoek van de man strekkende tot een proceskostenveroordeling afgewezen.
3.4
Bij voormelde beschikking van 24 mei 2017 heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en de door de man aan de vrouw, wat betreft toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling, te betalen bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud bepaald op € 2.000,- per maand, zulks met ingang van de datum van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.
In de zaak met zaaknummer 200.221.978/01
3.5
De man heeft vol appel ingesteld tegen de bestreden beschikking.
3.6
De grieven van de man zien op
de echtscheiding (grief 1)
de behoefte van de vrouw aan een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud en haar behoeftigheid (grief 2)
zijn draagkracht (grief 3) en
de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap van partijen (grief 5).
Met grief 4 verzoekt de man, ingeval het hof een bijdrage in de kosten van het levensonderhoud van de vrouw oplegt, deze bijdrage te limiteren in duur.
3.7
Bij de onder 2.3 vermelde brief van 5 september 2017 heeft de vrouw het hof primair verzocht - kort samengevat - bij vervroeging uitspraak te doen aangaande de echtscheiding en subsidiair het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in behandeling te willen nemen. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de vrouw toegelicht dat zij beide verzoeken onvoorwaardelijk doet.
3.8
Gelet op het bepaalde in artikel 2.6.2. van het Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven heeft het hof op korte termijn een mondelinge behandeling bepaald waarbij alleen het hoger beroep tegen de echtscheiding is behandeld. In deze beschikking ligt thans enkel de bestreden beslissing betreffende de echtscheiding voor. De grieven 2 tot en met 4 zullen op een later moment worden behandeld. Grief 5 zal worden behandeld in de zaak met zaaknummer 200.221.985/01.
3.9
Ten aanzien van de echtscheiding stelt de man dat hij niet in staat is de bij de bestreden beschikking vastgestelde onderhoudsbijdrage te betalen. Omdat deze bijdrage (bedoeld is: in de kosten van levensonderhoud van de vrouw) pas ingaat op het moment van echtscheiding, voert hij verweer tegen de echtscheiding. Hij wenst niet op de voorwaarde van deze onderhoudsbijdrage te scheiden, omdat het nakomen van die onderhoudsverplichting tot zijn faillissement zal leiden. Hij verzoekt het hof dan ook primair, het echtscheidingsverzoek van de vrouw alsnog af te wijzen.
3.1
De vrouw verzoekt de man niet-ontvankelijk te verklaren in bedoeld verzoek dan wel dat verzoek af te wijzen.
Het hof overweegt als volgt.
3.11
Bij de beoordeling van grief 1 geldt artikel 1:151 Burgerlijk Wetboek als uitgangspunt. Daarin is bepaald dat echtscheiding op verzoek van één der echtgenoten wordt uitgesproken, indien het huwelijk duurzaam is ontwricht.
3.12
In eerste aanleg heeft de vrouw echtscheiding verzocht op grond van het feit dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De man heeft in eerste aanleg verzocht het verzoek van de vrouw tot echtscheiding toe te wijzen. De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw mitsdien, als op de wet gegrond, toegewezen en de echtscheiding uitgesproken.
Daarmee heeft de man in de bestreden beschikking gekregen wat (ook) hij had verzocht. Naar het oordeel van het hof heeft de man aldus geen belang bij zijn beroep tegen de echtscheiding en zal het hof het verzoek van de man in zoverre afwijzen en de beschikking van de rechtbank betreffende de echtscheiding bekrachtigen.
In de zaak met zaaknummer 200.221.978/02
3.13
De vrouw verzoekt het hof bij beschikking voorlopige voorziening, dan wel bij verzoek tot wijziging van de beschikkingen voorlopige voorziening van 10 februari 2016 en 9 april 2016, te bepalen dat de man aan de vrouw dient te voldoen € 564,61 per maand per kind als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen en € 2.000,- per maand als bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud, met ingang van 25 augustus 2017 dan wel een datum zoals het hof juist acht.
3.14
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is door dan wel namens partijen eensluidend verklaard dat zij binnen twee weken na de dag van de mondelinge behandeling een mediationtraject willen opstarten om tot overeenstemming te komen ter zake meerdere geschilpunten.
3.15
De vrouw heeft vervolgens verzocht de behandeling van haar verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen c.q. tot wijziging van de eerdere voorlopige voorziening aan te houden in afwachting van de resultaten van bedoelde mediation.
3.16
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden. Op verzoek van de meest gerede partij zal het hof de verzoeken van de vrouw verder behandelen.
3.17
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de advocaat van de man verklaard dat hij een verzoek heeft ingediend strekkende tot schorsing van de werking van de uitvoerbaar bij voorraad verklaring van de beschikking van 24 mei 2017. Dit incidentele verzoek is inmiddels geregistreerd bij het hof onder zaaknummer 200.221.978/03. De advocaat van de man heeft bij brief van 7 november 2017 verzocht om - nu het verzoek in de zaak met zaaknummer 200.221.978/02 zal worden aangehouden in afwachting van de uitkomst van de mediation - het incidentele schorsingsverzoek pas te behandelen ingeval de mediation niet tot resultaat leidt en de verzoeken van de vrouw in zaaknummer 200.221.978/02 verder worden behandeld.

4.De beslissing

Het hof:
In de zaak met zaaknummer 200.221.978/01
wijst af het verzoek van de man tot vernietiging van de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, Breda, van 24 mei 2017 voor zover daarbij de echtscheiding tussen partijen is uitgesproken en bekrachtigt deze beschikking van de rechtbank voor zover het de echtscheiding betreft;
houdt iedere verdere beslissing aan.
In de zaak met zaaknummer 200.221.978/02
houdt iedere verdere beslissing aan in afwachting van bericht van de meest gerede partij.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, E.L. Schaafsma-Beversluis en A.M.M. Hompus en is op 30 november 2017 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.