In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 februari 2017, betreft het een hoger beroep van [appellant] tegen [de vennootschap] inzake de geldigheid en de duur van een concurrentiebeding. Het hof behandelt de incidenten die zijn ingediend op basis van artikel 223 en 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De appellant, vertegenwoordigd door mr. G.A. Diebels, heeft in het incident verzocht om een voorlopige voorziening die hem zou toestaan klanten van de [Groep] Groep te benaderen, ondanks het bestaande relatiebeding. De geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. P.M. Klinckhamers, heeft verweer gevoerd tegen deze vordering.
Het hof oordeelt dat de appellant onvoldoende heeft onderbouwd waarom hij niet kan wachten op de uitkomst van de hoofdzaak, en wijst de vordering ex artikel 223 Rv af. Tevens heeft de appellant rechtmatig belang bij het verkrijgen van een lijst van relaties van de [Groep] Groep, en het hof beveelt de vennootschap om deze lijst over te leggen. De beslissing over de proceskosten wordt aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak. De zaak wordt verwezen naar de rol voor memorie van antwoord aan de zijde van [de vennootschap].