Na het sluiten van de in rov. 3.1 genoemde overeenkomsten zijn tussen partijen (in feite tussen vader en zoon [Wikkelbedrijf] ) geschillen ontstaan. Zij hebben die geschillen aan de kantonrechter in Maastricht voorgelegd. [appellante] vorderde in haar inleidende dagvaarding (onder meer) ontbinding van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst en veroordeling van Wikkelbedrijf tot ontruiming van het gehuurde.
In reconventie vorderde Wikkelbedrijf onder meer betaling door [appellante] van een bedrag van € 86.250,-, als onverschuldigde betaling van 75 maal € 1.150,- in de periode van 1 januari 2007 tot en met maart 2013.
[appellante] heeft, voor zover hier van belang, in haar conclusie na comparitie van 5 maart 2014 haar eis (in conventie) vermeerderd en sub 5 en 3 van het petitum gevorderd om Wikkelbedrijf te veroordelen om haar wegens adviesvergoeding te betalen een bedrag van € 1.150,- per maand vanaf 1 januari 2013 tot en met 31 maart 2014, vermeerderd met wettelijke rente, alsmede te verklaren voor recht dat tot de maandelijkse betalingsverplichtingen van Wikkelbedrijf tot 1 januari 2017 behoort de vergoeding van dit bedrag.
Bij gelegenheid van de comparitie bij de kantonrechter zijn partijen overeengekomen hun geschillen tot één punt te beperken. In het proces-verbaal van comparitie d.d. 26 september 2014 is dit punt als volgt omschreven:
Partijen komen overeen om de kwestie die hen nu nog verdeeld houdt te beperken tot de vraag of partijen mondeling zijn overeengekomen dat de zoon(waarmee bedoeld wordt: Wikkelbedrijf, opmerking hof)
aan de vader(waarmee bedoeld wordt: [appellante] , opmerking hof)
een bedrag van € 1.150,00 zal betalen bij wijze van (aanvullende) vergoeding.
De kantonrechter heeft ter comparitie mondeling vonnis gewezen en Wikkelbedrijf een bewijsopdracht verstrekt. Die bewijsopdracht betrof de reconventionele vordering van Wikkelbedrijf, inhoudende: de terugbetaling van de onverschuldigd door haar aan [appellante] betaalde vergoedingen van € 1.150,- per maand gedurende de periode 1 januari 2007 tot en met maart 2013. De kantonrechter overwoog in dit verband:
“Het gaat er dus nog om: is het betalen van de vergoeding overeengekomen voor de duur van de huurovereenkomst? Nu de zoon 75 maanden achtereen zonder bewijs van blijk van protest de vergoeding aan de vader heeft betaald, vindt de kantonrechter voorshands afdoende bewezen dat zo’n overeenkomst tussen partijen is gesloten voor de duur van de huurovereenkomst.
In reconventie stelt de kantonrechter nu de zoon in de gelegenheid om door alle middelen rechtens tegenbewijs te leveren tegen dat rechterlijk vermoeden.”