6.1.In dit hoger beroep kan op hoofdlijnen worden uitgegaan van de volgende feiten.
Tussen [Advocaten 1] en [geïntimeerde] is op 8 oktober 2008 een overeenkomst van opdracht tot stand gekomen. De overeenkomst strekte ertoe dat [Advocaten 1] aan [geïntimeerde] rechtsbijstand zou verlenen met betrekking tot een geschil tussen [geïntimeerde] en [bankiers] Bankiers (hierna: [bankiers] ).
Op de overeenkomst van opdracht zijn de algemene voorwaarden van [Advocaten 1] van toepassing.
In het kader van de overeenkomst van opdracht is namens [geïntimeerde] geprocedeerd tegen [bankiers] . In die procedure heeft de rechtbank Amsterdam [bankiers] veroordeeld om aan [geïntimeerde] een schadevergoeding te betalen.
[bankiers] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis. Na behandeling van dat hoger beroep heeft het gerechtshof te Amsterdam bij arrest van 15 juli 2014 het vonnis vernietigd en de vordering van [geïntimeerde] alsnog afgewezen.
Bij e-mail van 16 juli 2014 heeft mr. [advocaat bij Advocaten] , advocaat bij [Advocaten 1] , aan [geïntimeerde] onder meer het volgende geschreven:
“Bijgaand zend ik u een kopie van het uiterst teleurstellende arrest dat het Hof gisteren heeft gewezen in uw zaak.
Gelet op de onbegrijpelijkheid van bepaalde overwegingen van het Hof ben ik geneigd te zeggen, dat er gronden zijn om in cassatie te gaan. Afgezien van de vraag, of u dit wenst, zal ik u echter moeten doorverwijzen naar een cassatieadvocaat (mr. [cassatieadvocaat] van [kantoor cassatieadvocaat] ), aangezien mijn kantoor geen cassatieadviezen verstrekt en geen cassatieprocedures voert. Hoewel de cassatietermijn drie maanden betreft, verneem ik in verband met het eventueel verkrijgen van cassatieadvies gaarne uiterlijk 1 september a.s. van u, of u cassatieadvies wenst.”
Op 17 juli 2014 heeft mr. [advocaat bij Advocaten] telefonisch met [geïntimeerde] gesproken over het arrest van 15 juli 2014 en over een eventueel cassatieberoep tegen dat arrest. [geïntimeerde] heeft daarop gevraagd wat een cassatieadvies zou kosten. Mr. [advocaat bij Advocaten] heeft daarop geantwoord dat een cassatieadvies bij mr. [cassatieadvocaat] van [kantoor cassatieadvocaat] Advocaten (hierna: [kantoor cassatieadvocaat] ) in een andere zaak circa € 5.000,- exclusief btw had gekost. [geïntimeerde] heeft toen gezegd: “Dat kan ik nog wel hebben.”
Op 25 juli 2014 heeft [geïntimeerde] [Advocaten 1] per email gevraagd of hij zelf aan mr. [cassatieadvocaat] moest vragen hoeveel een cassatieadvies zou kosten of dat [Advocaten 1] dat zou doen; hij voegde daaraan toe “Liever u.”. [Advocaten 1] heeft geantwoord dat zij dat zou doen.
Mr. [partner] van [Advocaten 1] heeft vervolgens diezelfde dag het arrest aan [kantoor cassatieadvocaat] gezonden en gevraagd hoeveel het honorarium voor een cassatieadvies in die zaak zou bedragen.
[geïntimeerde] heeft, zonder daarover met [Advocaten 1] te overleggen, aan mr. [advocaat] van [Advocaten 2] Advocaten de opdracht gegeven om een cassatieadvies uit te brengen met betrekking tot het door het gerechtshof te Amsterdam gewezen arrest. Volgens [Advocaten 1] (memorie van grieven sub 2.23) heeft [geïntimeerde] deze opdracht op 7 augustus 2014 verleend. [geïntimeerde] heeft dat in de memorie van antwoord niet betwist.
Bij e-mail van 11 augustus 2014 heeft [kantoor cassatieadvocaat] aan [Advocaten 1] verzocht om toezending van het procesdossier, teneinde een inschatting te kunnen maken van de met het uitbrengen van een cassatieadvies gemoeide kosten. [Advocaten 1] heeft het procesdossier dezelfde dag aan [kantoor cassatieadvocaat] toegezonden.
Bij e-mail van 12 augustus 2014, 15:07 uur, heeft [kantoor cassatieadvocaat] aan mr. [partner] onder meer het volgende geschreven:
“Naar onze inschatting zal voor een cassatieadvies in deze zaak rekening moeten worden gehouden met een honorarium tussen € 4.500 en € 5.800 (excl. kantoorkosten en BTW). Ik ga ervan uit dat uw kantoor – zoals gebruikelijk – als debiteur zal fungeren. (…)
Kunt u mij laten weten of er op deze basis kan worden geadviseerd?”
Bij e-mail van diezelfde dag, 15:08 uur heeft mr. [partner] aan [kantoor cassatieadvocaat] meegedeeld:
“Uw voorwaarden accepteer ik hierbij. Voorwaerts!”
Bij email van eveneens dezelfde dag, 15:09 uur, heeft mr. [partner] zijn e-mailwisseling met [kantoor cassatieadvocaat] , die in totaal uit zes e-mailberichten bestond, aan [geïntimeerde] doorgezonden met als begeleidende tekst:
“Ter info”.
Op vrijdag 19 september 2014 heeft mr. [advocaat] gemotiveerd aan [geïntimeerde] meegedeeld dat cassatieberoep naar zijn inschatting geen zin heeft.
Op maandag 22 september 2014 heeft [geïntimeerde] aan mr. [partner] en mr. [advocaat bij Advocaten] onder meer het volgende meegedeeld:
“Ik heb inmiddels bijgaand cassatieadvies ontvangen en zal niet verder gaan.”
Bij e-mail van diezelfde dag heeft mr. [partner] mede namens mr. [advocaat bij Advocaten] aan [geïntimeerde] het volgende geschreven:
In antwoord op uw e-mailbericht van heden, brengen wij het navolgende onder uw aandacht.
Wij hebben namens u aan [kantoor cassatieadvocaat] advocaten opdracht gegeven om een cassatie advies voor u op te stellen. [kantoor cassatieadvocaat] advocaten (…) heeft ons bericht, dat zij verwacht morgen of overmorgen het cassatieadvies voor uw zaak aan ons te kunnen toezenden.
Uit uw e-mailbericht van heden blijkt, dat u naast [kantoor cassatieadvocaat] ook cassatieadvies hebt gevraagd aan mr. [advocaat] .
Om pragmatische redenen (het cassatieadvies van [kantoor cassatieadvocaat] is immers nagenoeg gereed) stellen wij u voor, dat u eerst ook dat cassatieadvies (dat wij terstond na ontvangst aan u zullen doorzenden op 23 of 24 september a.s.) afwacht en eerst dan uw beslissing neemt of u in cassatie zult gaan of niet.”
Op dinsdag 23 september 2014 heeft [kantoor cassatieadvocaat] haar – eveneens negatieve – cassatieadvies toegezonden aan [Advocaten 1] . Mr. [partner] heeft mede namens mr. [advocaat bij Advocaten] bij e-mail van diezelfde dag aan [geïntimeerde] het volgende geschreven:
“Wederom slecht nieuws. Ook [kantoor cassatieadvocaat] advocaten ziet geen heil in cassatie. (…)
Wij danken u voor de aangename samenwerking al die jaren en wensen u het beste.”
Bij e-mail van diezelfde dag heeft [geïntimeerde] aan mr. [partner] (met een cc aan mr. [advocaat bij Advocaten] ) onder meer het volgende geantwoord:
“Het nieuws van [kantoor cassatieadvocaat] verbaasde mij omdat ik me niet bewust was daartoe opdracht te hebben gegeven.
Ook dit advies is negatief, maar ik had al besloten niet door te gaan.”
Bij factuur van 24 oktober 2014 heeft [kantoor cassatieadvocaat] aan [Advocaten 1] € 7.439,08 (€ 5.800,-- vermeerderd met kantoorkosten en btw) in rekening gebracht voor het uitgebrachte cassatieadvies. Bij factuur van 29 oktober 2014 heeft [Advocaten 1] ditzelfde bedrag doorbelast aan [geïntimeerde] .
Bij e-mail van 3 november 2014 heeft [geïntimeerde] aan mr. [partner] onder meer het volgende geschreven:
“Inmiddels ontving ik ook per post de declaratie voor een cassatie advies waarvoor ik geen opdracht heb gegeven. Na het teleurstellende arrest van het Hof Amsterdam heb ik met mr [advocaat bij Advocaten] de mogelijkheid van het vragen van een cassatie besproken: hij adviseerde [kantoor cassatieadvocaat] (mr [cassatieadvocaat] ) en er werd een kostenopgave gevraagd. U hebt - zonder overleg of opdracht van mij - een opdracht verstrekt.
Ik acht mij dan ook niet gehouden deze declaratie te betalen: over opdrachten als de onderhavige dient adequaat gecommuniceerd te worden en deze moeten vooraf geaccordeerd worden. U hebt binnen een minuut - zonder overleg en goedkeuring - de opdracht verstrekt op 12 augustus 2014: om 15.08 werd akkoord gegeven op een mail
van [kantoor cassatieadvocaat] van 15.07 uur.
Ik heb zelf een opdracht verstrekt aan [Advocaten 2] advocaten en heb op geen enkele wijze opdracht gegeven voor een opdracht aan [kantoor cassatieadvocaat] , noch heb ik daartoe enige schijn gewekt. (…) Ik heb u nimmer laten weten akkoord te gaan met de opdracht aan [kantoor cassatieadvocaat] : het feit dat u een offerte hebt gevraagd betekent niet dat ik een opdracht heb gegeven. Derhalve acht ik mij niet aansprakelijk voor de kosten van het cassatieadvies van [kantoor cassatieadvocaat] .”
6.2.1.In de onderhavige procedure heeft [Advocaten 1] [geïntimeerde] gedagvaard voor de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam, zittingsplaats Amsterdam, en veroordeling van [geïntimeerde] gevorderd tot betaling van het bij factuur van 29 oktober 2014 aan hem doorbelaste bedrag van € 7.439,08, vermeerderd met rente en kosten.
Aan deze vordering heeft [Advocaten 1] naar de kern genomen ten grondslag gelegd dat zij het cassatieadvies van [kantoor cassatieadvocaat] in opdracht van [geïntimeerde] heeft laten uitbrengen en dat [geïntimeerde] daarom de kosten van dat cassatieadvies aan [Advocaten 1] moet voldoen.
6.2.2.De kantonrechter van de rechtbank Amsterdam heeft bij onder zaaknummer 3657146 en rolnummer CV EXPL 14-34116 gewezen vonnis van 27 maart 2015:
zich onbevoegd verklaard om van het geschil kennis te nemen;
de zaak verwezen naar de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch;
[Advocaten 1] in de kosten van het bevoegdheidsincident veroordeeld.
6.2.3.De partijen hebben vervolgens verder geprocedeerd bij de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch (hierna: de kantonrechter). [geïntimeerde] heeft in die procedure betwist dat hij opdracht heeft gegeven tot het laten uitbrengen van het cassatieadvies door [kantoor cassatieadvocaat] .
6.2.4.Bij het beroepen vonnis van 3 december 2015 heeft de kantonrechter, kort weergegeven, als volgt geoordeeld.
Er is niet komen vast te staan dat [geïntimeerde] heeft ingestemd met het op zijn kosten laten uitbrengen van een cassatieadvies door [kantoor cassatieadvocaat] .
[Advocaten 1] heeft aan de feiten en omstandigheden ook niet het gerechtvaardigd vertrouwen mogen ontlenen dat [geïntimeerde] daarmee instemde.
Bij deze stand van zaken kan ook het door [Advocaten 1] genoemde artikel 7 van haar algemene voorwaarden, over inschakeling van derden, geen grondslag vormen voor de vordering van [Advocaten 1] .
Op grond van deze oordelen heeft de kantonrechter de vorderingen van [Advocaten 1] afgewezen en [Advocaten 1] in de proceskosten veroordeeld.