In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de heer [belanghebbende] tegen de uitspraak van de Rechtbank Limburg van 2 mei 2016, waarin de WOZ-waarde van zijn woning is vastgesteld op € 336.000. De Heffingsambtenaar van de gemeente Venray had deze waarde verlaagd naar € 319.000 na bezwaar van belanghebbende. De Rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna hij in hoger beroep ging bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. Tijdens de zitting op 13 oktober 2017 werden beide partijen gehoord, waarbij belanghebbende zijn standpunt onderbouwde met taxatierapporten en verkoopcijfers van vergelijkbare woningen. Het Hof oordeelde dat geen van beide partijen de door hen verdedigde waarde aannemelijk had gemaakt. Het Hof stelde de waarde van de woning in goede justitie vast op € 297.000, wat resulteerde in een vermindering van de aanslag onroerendezaakbelasting. Tevens werd de uitspraak van de Rechtbank vernietigd en werd de Heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van griffierechten en proceskosten aan belanghebbende.