4.1.De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder “2. De feiten” vastgesteld van welke feiten bij de beoordeling van het geschil is uitgegaan. Die feiten niet zijn bestreden, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan. Hierna volgt een opsomming van die feiten.
a. [appellant] is bestuurder en aandeelhouder van Tubra Holding B.V. (hierna te noemen: “Tubra”). De heer [bestuurder Mevak Holding] (hierna te noemen: “ [bestuurder Mevak Holding] ”) is bestuurder en aandeelhouder van Mevak Holding B.V. (hierna te noemen: “Mevak”). De heer [bestuurder Pipenik] (hierna te noemen: “ [bestuurder Pipenik] ”) is bestuurder en aandeelhouder van Pipenik B.V. (hierna te noemen: “Pipenik”).
b. Voornoemde vennootschappen waren, ieder voor een gelijk deel, aandeelhouder en bestuurder van Tweko. [appellant] , [bestuurder Pipenik] en [bestuurder Mevak Holding] hebben onbetaalde werkzaamheden verricht ten behoeve van Tweko.
c. Op een gegeven moment is er een geschil ontstaan tussen [appellant] enerzijds en [bestuurder Pipenik] en [bestuurder Mevak Holding] anderzijds. [appellant] heeft vervolgens besloten dat hij geen werkzaamheden meer zou verrichten voor Tweko, maar zich zou toeleggen op zijn werkzaamheden binnen zijn eenmanszaak Indigo Glas- en Schilderwerken.
d. In oktober 2009 is, naar aanleiding van de vaststelling van de jaarstukken over 2008, door [appellant] per e-mail (d.d. 11 oktober 2009, productie 13 dagvaarding in eerste aanleg) aan [bestuurder Pipenik] en [bestuurder Mevak Holding] bericht dat hij een vergoeding wil ontvangen voor de door hem gewerkte uren en dat hij dit mee zou willen nemen in de jaarstukken voor 2008. [bestuurder Mevak Holding] heeft vervolgens bij e-mail van 11 oktober 2009 (eveneens productie 13 dagvaarding in eerste aanleg) – voor zover van belang – het volgende bericht:
“(…)
Als [appellant] graag de loonkosten betaald krijgt over de gewerkte uren, dan ga ik hiermee accoord. Wij hebben toen allemaal de uren geïnvesteerd in Tweko, op dat moment zonder betaling. Het lijkt me dan ook reëel om allemaal betaald te krijgen.
Alle uren heb ik dan ook bijgehouden. (…)
Graag hoor ik welke uren [appellant] gemaakt heeft in die periode en mijn voorstel is om een bedrag af te spreken per uur van 10,- euro.
Deze betaling kan ook nog in 2009 plaatsvinden, zodat we alvast de jaarstukken voor 2008 kunnen afwerken. (…)”
e. [bestuurder Pipenik] heeft ter zake deze kwestie op 12 oktober 2009 een e-mail (ook productie 13 dagvaarding in eerste aanleg) gezonden aan [appellant] en [bestuurder Mevak Holding] . [bestuurder Pipenik] schrijft – voor zover van belang – het volgende:
“(…)
Iedereen heeft in dat jaar een (terug)betaling gehad, dit was een eerste compensatie van de gewerkte uren, de moeite en de energie die in Tweko is gestopt. (…)
De verrekening kan mi geheel buiten 2008 vallen, maar ik zal dat uitzoeken. (…)”
f. Vervolgens schrijft [bestuurder Mevak Holding] in zijn e-mail van 17 oktober 2009 (ook productie 13 dagvaarding in eerste aanleg) aan [appellant] :
“(…)
Op het moment dat wij samen uren hebben gestoken om Tweko op te bouwen, is besloten om (op dat moment) hiervoor geen vergoeding te betalen. (…)
Later zouden we de gewerkte uren van de eerste periode nog uitbetalen, in de vorm van een fee. Nu lijkt het moment daarvoor aangebroken, zoals ik in de vorige mail al heb aangegeven.
Kun jij me aub laten weten hoeveel uren je toen hebt gewerkt, op welke dagen in deze periode?
We kunnen dan samen een besluit nemen voor de vergoeding. (…)”
g. Partijen hebben vervolgens echter niet meer gesproken over een vergoeding voor de gewerkte uren, het aantal uren dat [appellant] zou hebben gewerkt of het tarief waartegen de door [appellant] gewerkte uren zouden moeten worden vergoed. Er is ter zake ook geen vergoeding uitgekeerd door Tweko aan [appellant] .
h. Vervolgens hebben partijen in april 2010 een overeenkomst gesloten op grond waarvan Tubra de door haar in Tweko gehouden aandelen zou verkopen en leveren aan Pipenik en Mevak.
Deze overeenkomst (productie 1 dagvaarding in eerste aanleg. Hierna “de Overeenkomst) luidt – voor zover van belang – als volgt:
“(…) Overwegende:(…)
3. Tubra Holding B.V. heeft een vordering op Tweko Handelsonderneming B.V. welke volgens de concept jaarrekening 2009 van Tweko handelsonderneming B.V. op 31 december 2009 € 28.685 bedroeg.
4. [appellant] heeft, middels zijn onderneming Indigo Schilderwerken, een vordering op Tweko Handelsonderneming B.V. welke volgens de concept jaarrekening 2009 van Tweko Handelsonderneming B.V. op 31 december 2009 € 3.567 bedroeg.
(…)
Komen als volgt overeen:
1.Tubra Holding B.V. verkoopt en levert de door haar gehouden 600 aandelen met een nominale waarde van € 10 per stuk in Tweko handelsonderneming B.V., voor de prijs van € 4.000 aan Pipenik B.V. en Mevak Holding B.V., ieder voor de helft van het aantal aandelen.
(…)
3.Voorafgaand aan de levering van de aandelen zullen de schulden van Tweko Handelsonderneming B.V. aan Tubra Holding B.V. en aan de heer [appellant] , gezamenlijk door partijen vastgesteld op € 32.252, door kopers worden afgelost door betaling van een bedrag groot € 32.000 op een door verkoper aan te wijzen bankrekening.
(…)”
i. De door Tubra in Tweko gehouden aandelen zijn bij notariële akte van 21 oktober 2010 (productie 2 dagvaarding in eerste aanleg) overgedragen. Voorafgaand aan deze levering is de koopsom en voornoemd bedrag van € 32.000,00 overgemaakt.
j. Op 4 april 2011 heeft [appellant] een factuur ad € 75.541,20 voor het uitvoeren van diverse werkzaamheden in de periode 2 juli 2007 tot en met 20 september 2008 aan Tweko gezonden (productie 4 dagvaarding in eerste aanleg). Gefactureerd zijn 1.344 uren en € 3.000,- aan algemene kosten, een en ander te vermeerderen met € 12.061,20 aan btw. [appellant] heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat partijen bij de oprichting van Tweko hadden afgesproken dat zij de ten behoeve van Tweko gewerkte uren zouden bijhouden en dat zij daarvoor, op het moment dat daarvoor binnen Tweko financiële ruimte was, een vergoeding zouden krijgen.
k. Nadat Tweko zich op het standpunt had gesteld dat bij de overdracht van de aandelen finale kwijting was overeengekomen, heeft [appellant] de rechtbank Oost-Brabant verzocht een voorlopig getuigenverhoor te gelasten (productie 9 dagvaarding in eerste aanleg). Bij beschikking van 11 juli 2013 (productie 10 dagvaarding in eerste aanleg) heeft de rechtbank een voorlopig getuigenverhoor bevolen. Vervolgens zijn [appellant] , [bestuurder Mevak Holding] , de heer [getuige 1] , [bestuurder Pipenik] en de heer [getuige 2] als getuigen gehoord. De betreffende processen-verbaal zijn overgelegd als productie 11 en 12 bij dagvaarding in eerste aanleg.
4.2.1[appellant] heeft in eerste aanleg gevorderd dat de rechtbank Tweko uitvoerbaar bij voorraad zal veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van het te wijzen vonnis aan [appellant] te betalen:
Primair: € 75.541,20, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend vanaf 18 april 2011, dan wel met ingang van enige andere door de rechtbank in goede justitie te bepalen ingangsdatum, alsmede te vermeerderen met de buitengerechtelijke kosten van € 1.525,-, zijnde onder andere een vergoeding voor de kosten van het voorlopig getuigenverhoor (griffierechten, enquête en contra-enquête), alsmede voor de uitvoerige voorbereidende onderhandelingen en correspondentie, zijnde werkzaamheden waarvan de vergoeding niet kan worden geacht onderdeel uit te maken van de proceskostenveroordeling;
Subsidiair: € 20.160,- te vermeerderen met 21% btw, zijnde € 24.393,60, zijnde gebaseerd op een uurtarief van € 15,- , zijnde een vergoeding naar redelijkheid en billijkheid voor de uren die [appellant] tot de dag van de dagvaarding onbetaald ten gunste van Tweko heeft verricht, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 april 2011, dan wel met ingang van enige andere door de rechtbank in goede justitie te bepalen ingangsdatum, alsmede te vermeerderen met de buitengerechtelijke kosten van € 1.525,-, zijnde onder andere een vergoeding voor de kosten van het voorlopig getuigenverhoor (griffierechten, enquête en contra-enquête), alsmede voor de uitvoerige voorbereidende onderhandelingen en correspondentie, zijnde werkzaamheden waarvan de vergoeding niet kan worden geacht onderdeel uit te maken van de proceskostenveroordeling;
Meer subsidiair: een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 april 2011, dan wel met ingang van enige andere door de rechtbank in goede justitie te bepalen ingangsdatum, alsmede te vermeerderen met de buitengerechtelijke kosten van € 1.525,-, zijnde onder andere een vergoeding voor de kosten van het voorlopig getuigenverhoor (griffierechten, enquête en contra-enquête), alsmede voor de uitvoerige voorbereidende onderhandelingen en correspondentie, zijnde werkzaamheden waarvan de vergoeding niet kan worden geacht onderdeel uit te maken van de proceskostenveroordeling,
een en ander met veroordeling van Tweko in de kosten van de procedure.
4.2.2De rechtbank heeft de vordering afgewezen omdat [bestuurder Pipenik] en [bestuurder Mevak Holding] mochten verwachten dat voor beide partijen het uitgangspunt gold dat zij definitief uit elkaar zouden gaan en dat zij alle financiële gevolgen daarvan zouden regelen en afwikkelen. Op grond van dit uitgangspunt mocht er, aldus de rechtbank, gerechtvaardigd op worden vertrouwd dat [appellant] niet langer aanspraak maakte op een vergoeding voor de gewerkte uren. Het was immers de bedoeling van partijen, aldus de rechtbank nog steeds, om definitief uit elkaar te gaan en alle financiële gevolgen daarvan te regelen. [appellant] is uitvoerbaar bij voorraad door de rechtbank veroordeeld in de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente, en in de nakosten.