II. Bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen
Het hof acht de volgende bewijsmiddelen redengevend.
1. Het proces-verbaal van aangifte d.d. 15 februari 2016 (procesdossier, pg. 6-7), voor zover inhoudende als verklaring van
aangever [benadeelde]:
Ik doe aangifte van vernieling van mijn personenauto. Ik ben eigenaar van een personenauto van het merk Volkswagen Fox, kleur zwart en voorzien van het kenteken: [kenteken 1] .
Op woensdag 10 februari 2016 omstreeks 21.45 uur zag ik dat mijn auto nog onbeschadigd was. De auto stond geparkeerd ter hoogte van de woning aan de [adres 2] te Rijen. Ik ben zelf woonachtig in een woning aan de
[adres 3] . Op donderdag 11 februari, omstreeks 10.30, vernam ik dat mijn auto was beschadigd. Ik zag dat de linker- en rechterzijde en de motorkap van de auto waren bekrast.
Voor zover mij bekend, is mijn auto als enige beschadigd. Ik denk dat het een bewuste actie is geweest tegen mij of mijn man. Mijn partner heeft problemen met de omgang met zijn kinderen. Zijn zoon, [dader 1] is 15 jaar oud. Mijn partner ziet zijn kinderen al geruime tijd niet meer. Begin februari is er bericht gekomen van de rechtbank in verband met de ondertoezichtstelling van de kinderen. We hebben het vermoeden dat dit mogelijk een trigger kan zijn voor [dader 1] om iets richting ons en/of zijn vader te doen. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 30 mei 2016 (procesdossier, pg. 34-40), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van
[uitgelokte 1] , geboren op [geboortedag 2] 1998:
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord verdachte
O: Opmerking verbalisant
V: Wat kun je vertellen waarom je hier zit?
A: Over het bekrassen van die auto. Ik ben in februari bij [dader 1] thuis geweest, ik en [uitgelokte 2] bleven daar slapen. Er was die avond een feestje van het zusje van [dader 1] , genaamd [betrokkene 1] . Er waren ook meerdere meisjes aanwezig.
[dader 1] en zijn moeder begonnen over de auto van zijn vader. Zij hadden het idee om deze te bekrassen. Ik vroeg nog zullen we dat wel doen. Maar zij bleven doordrukken waardoor ik al geen nee meer kon zeggen. Ik voelde me echt onder druk gezet. Ik voelde me vooral door die moeder onder druk worden gezet. Ze probeerde mij te overtuigen door slechte dingen over de vader van [dader 1] te vertellen en mij op die manier over te halen. Ik heb uiteindelijk de beslissing genomen om mee te gaan samen met [dader 1] en [uitgelokte 2] .
V: Wat heb je meegenomen om de auto te bekrassen?
A: Kleine zakmesjes, die [dader 1] aan ons gaf.
V: Weet je nog hoe laat je ongeveer bent vertrokken vanuit de woning van [dader 1] ?
A: Rond half één denk ik
V: Waar ben je toen heen gegaan?
A: Naar de vader van [dader 1] , ik weet niet hoe die straat heet. In Rijen.
V: Is het [straatnaam] ?
A: Ja dat klopt
V: Heeft de moeder van [dader 1] jullie nog tegen proberen te houden of heeft ze jullie aangespoord?
A: Ze zei alleen tot straks en meer zei ze niet, ze had niet de intentie om ons tegen
te houden.
V: Wat vind je ervan dat zij jullie niet tegenhield?
A: Ik vind het sowieso raar dat ze ons dat laat doen, dat ze ons ook zover krijgt om
mee te gaan om dit te doen.
V: Wie woont er op [adres 3] te Rijen?
A: De vader van [dader 1] met zijn vriendin.
V: Hoe laat waren jullie in de [straatnaam] ?
A: Ik denk rond 01.00 uur.
V: Welke vernieling heb je aangebracht op de auto?
A: Ik en [uitgelokte 2] hebben aan de rechterkant van de auto een kras aangebracht, over de
gehele lengte van de rechterzijkant. [dader 1] heeft de krassen op de motorkap aangebracht en aan de linkerzijkant.
V: Hoe heb je dit gedaan?
A: Met het kleine zakmesje welke we van [dader 1] hebben gekregen.
V: Waarom heb je dat gedaan?
A: Omdat ik mezelf heb laten overhalen om dit te doen
V: Van wie was deze auto?
A: Van die vader of die vriendin dat weet ik niet, [dader 1] zei dat we deze auto moesten hebben.
V: Heb je toen je bij [dader 1] thuis kwam nog iets gezegd over de vernieling?
A: Die moeder vroeg of er nog iets met ons was gebeurd.
V: Wat vind je van het gedrag van de moeder van [dader 1] ?
A: Niet leuk, en vooral niet voor die kleine meisjes die er waren. Omdat ze zo op hun aan het inpraten waren en dat zij niets mochten zeggen. Dit heeft ze tegen mij en [uitgelokte 2] ook gezegd, dat we niks mochten zeggen.
3. Het proces-verbaal van verhoor d.d. 30 mei 2016 (procesdossier, pg. 43-50), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van
[uitgelokte 2] , geboren [geboortedag 3] 2000:
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord verdachte
O: Opmerking verbalisant
V: Waar was jij op de avond van woensdag 10 februari op 11 februari 2016?
A: Bij [dader 1] .
V: Wie waren er allemaal aanwezig in de woning van [dader 1] ?
A: [uitgelokte 1] , 5 vriendinnen van het zusje van [dader 1] , [dader 1] zelf, zijn zus en ik. De moeder van [dader 1] .
[…]
A: Ik ben met [dader 1] en [uitgelokte 1] vertrokken.
V: Waar ben je toen heen gegaan?
A: Wij zijn naar Rijen toe gegaan. Wij zijn naar de auto van de vader van [dader 1] geweest.
V: Wat hebben jullie uitgesproken naar de rest van de aanwezigen?
A: Die moeder zei tegen ons ga naar Rijen om de auto te bekrassen van de vader van [dader 1] .
O: Dus de moeder van [dader 1] zegt ga de auto bekrassen en dan gaan jullie gewoon dat doen.
V: Wat ging er door je heen dan, wat dacht je toen ze dit zei?
A: Ik wilde dat wel doen. [dader 1] vroeg dit iedere keer.
O: Eerst wilde je niet mee en toch ben je meegegaan.
V: Wie heeft jou dan overgehaald?
A: Die moeder van [dader 1] . (…) Ik had daar net gelogeerd.
V: Heeft de moeder van [dader 1] jullie nog tegen proberen te houden of heeft ze jullie aangespoord?
A: Omdat [uitgelokte 1] en ik in de eerste instantie niet mee wilden bleef ze toch aandringen.
V: Hoe ging dit aansporen dan?
A: Ze zei iedere keer ga met [dader 1] mee om de auto te bekrassen. Ze zei dit op een blije manier en bleef het maar herhalen. [dader 1] vroeg het ook een paar keer.
V: Hebben andere aanwezigen gehoord dat dit werd gevraagd?
A: Ja.
V: Wie waren er nog bij dan?
A: Dat zusje en die vriendin.
V: Wat heb je meegenomen vanuit het huis van [dader 1] om die vernieling te plegen?
A: Een mes van [dader 1] . Dit was een zakmes.
V: Wat was je daarmee van plan?
A: Hiermee gingen we de auto van de vader van [dader 1] bekrassen.
V: Wat deed dat met je toen je dat mes in je handen had en daarmee een auto moedwillig ging vernielen?
A: Niet veel. Ik werd opgefokt door die moeder
V: Wat heb je daar gedaan in de nacht van 10 op 11 februari 2016?
A: We gingen met ons drieën kijken of hij nog wakker was. Boven zagen we nog licht. [dader 1] ging de auto van zijn vader zoeken en toen hebben we de krassen er op gezet.
V: Welke vernieling heb je aangebracht op de auto?
A: Een paar krassen.
V: Hoe heb je dit gedaan?
A: Met dat mes.
V: Waar heb je de krassen gezet op de auto?
A: Ik heb 2 of 3 krassen gezet. [uitgelokte 1] ook maar een paar en [dader 1] bleef maar doorgaan met krassen.
V: Wat voor auto was dit?
A: Een Volkswagen volgens mij. Ik denk zwart of blauw van kleur.
V: Heb je toen je bij [dader 1] thuis kwam nog iets gezegd over de vernieling?
A: Die moeder zei tegen ons dat we het goed gedaan hadden. Ze was net als [dader 1] nog blijer.
Uit de aangifte en de verklaringen van [uitgelokte 1] en [uitgelokte 2] blijkt dat zij in de nacht van woensdag 10 februari 2016 op donderdag 11 februari 2016 een auto hebben beschadigd die door [dader 1] werd aangewezen als zijnde de auto van de vader van [dader 1] , maar die in werkelijkheid toebehoorde aan de vriendin van de vader van [dader 1] ,
[benadeelde] .
[dader 1] heeft bij de politie ontkend dat hij bij het beschadigen van de auto aanwezig is geweest, echter zowel uit de verklaringen van [uitgelokte 1] en [uitgelokte 2] als uit de verklaring van de getuige [getuige 1] als weergegeven in het hierna op te nemen bewijsmiddel blijkt dat er drie personen bij het beschadigen van de auto betrokken waren.
4. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 15 februari 2016 (procesdossier, p. 13 en 14), voor zover inhoudende als verklaring van
[getuige 1], wonende aan de
[adres 4] in Rijen:
In de nacht van woensdag 10 februari op donderdag 11 februari was ik omstreeks 00.55 uur nog wakker. Ik bevond mij in de woonkamer en ik keek uit het raam aan de voorzijde van de kamer naar buiten. Ik zag dat de auto van de bewoonster van pand 12 geparkeerd stond in een parkeervak tegenover mijn woning. Ik zag opeens drie personen bij en rondom de auto staan. Ik zag dat ze gehurkt zaten bij de auto en dat ze wegdoken.
Voorts worden de verklaringen van [uitgelokte 1] en [uitgelokte 2] ondersteund door de verklaring van een van de vriendinnetjes van [betrokkene 1] , de zus van [dader 1] , als weergegeven in het volgende bewijsmiddel.
5. Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 15 april 2016 (procesdossier pagina's 15 en 16) voor zover inhoudende als verklaring van
[getuige 2] , geboren [geboortedag 4] 2003:
Ik weet nog dat ik, volgens mij op 10 februari 2016, op het verjaardagsfeestje was van [betrokkene 1] . Wij zouden bij [betrokkene 1] blijven slapen op het adres [adres 5] te Gilze. In de nacht was ik bij [betrokkene 1] en met [betrokkene 1] , haar broer [dader 1] , [uitgelokte 1] en [uitgelokte 2] . Ik weet dat ook de moeder van [betrokkene 1] erbij was. Ik weet nog dat we het over de vader van [betrokkene 1] hadden. Ik hoorde dat [verdachte] [
hof: de moeder van [betrokkene 1]], [dader 1] , [uitgelokte 2] en [uitgelokte 1] erg lelijk aan het praten waren over de vader van [betrokkene 1] . Een tijdje daarna zijn [dader 1] , [uitgelokte 2] en [uitgelokte 1] met de fiets vertrokken. Ik hoorde dat ze zeiden dat ze naar Rijen gingen. Ik weet dat zowel [dader 1] als [uitgelokte 2] als [uitgelokte 1] ieder een zakmes hadden.
Ik hoorde dat de jongens zeiden dat ze de auto van de vader van [betrokkene 1] gingen bekrassen. Ik zat nog beneden toen [dader 1] , [uitgelokte 1] en [uitgelokte 2] terug kwamen. Ik hoorde dat [dader 1] , [uitgelokte 1] en [uitgelokte 2] zeiden: "Zo, we hebben die auto echt dik bekrast".
Toen [dader 1] , [uitgelokte 1] en [uitgelokte 2] net met de fiets waren vertrokken, zei de moeder van [betrokkene 1] tegen mij dat ik dit tegen niemand mocht vertellen, omdat we dan allemaal in de problemen zouden komen.
Het hof heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de voor bewijs gebruikte verklaringen van de getuigen [uitgelokte 1] , [uitgelokte 2] en [getuige 2] , omdat hun verklaringen over de gang van zaken tijdens het ‘slaapfeestje’ gedetailleerd zijn en elkaar onderling ondersteunen.
Met betrekking tot de uitlokking acht het hof tevens van belang de verklaring die verdachte op 2 juni 2016 bij de politie heeft afgelegd, inhoudende dat zij destijds alleen met haar twee kinderen [dader 1] en [betrokkene 1] woonde aan de [adres 5] te Gilze, dat op 10 en 11 februari 2016 haar dochter een verjaardagsfeestje gaf voor een stuk of zes vriendinnen en dat naast hen ook [uitgelokte 1] en [uitgelokte 2] die avond bij haar aan de [adres 5] in Gilze zijn blijven slapen.