ECLI:NL:GHSHE:2017:5108

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 november 2017
Publicatiedatum
23 november 2017
Zaaknummer
200.187.674_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake gezag, hoofdverblijf en kinderalimentatie in een echtscheidingsprocedure

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die beiden ouders zijn van twee minderjarige kinderen. De zaak is gestart met een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 17 december 2015, waarin onder andere de informatie- en consultatieregeling is vastgesteld. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.J.S. Houtackers, en de vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. T. Schonenburg, hebben in hoger beroep een aantal geschillen aan de orde gesteld, waaronder de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de kinderalimentatie.

Tijdens de mondelinge behandeling op 2 november 2017 zijn de partijen en de raad gehoord. Het hof heeft de minderjarigen in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken, wat zij ook hebben gedaan. Na de behandeling zijn partijen grotendeels tot overeenstemming gekomen over de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de wijze van ouderlijk gezag. De man en de vrouw hebben afspraken gemaakt over de zorg voor de kinderen, waarbij de hoofdverblijfplaats van de jongste bij de vader zal zijn en de oudste bij de moeder. Tevens is afgesproken dat de kosten van de kinderen door de ouders worden gedragen, zonder dat er kinderalimentatie verschuldigd is.

Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd voor zover het de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding betreft, en heeft een deskundigenonderzoek gelast. De verdere beslissingen over de geschillen zijn aangehouden in afwachting van de resultaten van het deskundigenonderzoek. Uiteindelijk heeft het hof de verzoeken van de man afgewezen en de afspraken tussen partijen vastgelegd in de beschikking, waarbij de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de kinderalimentatie zijn vastgesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
Uitspraak: 23 november 2017
Zaaknummer: 200.187.674/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/294182 / FA RK 15-2804
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant in principaal appel,
verweerder in incidenteel appel,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. R.J.S. Houtackers,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in principaal appel,
appellante in incidenteel appel,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. T. Schonenburg.

5.De beschikking van 1 december 2016

Bij die beschikking heeft het hof:
- de beschikking waarvan beroep bekrachtigd voor zover het de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen betreft;
- een deskundigenonderzoek gelast zoals bedoeld in het lichaam van de beschikking, mr. drs. I. Sandig en drs. D. Pront tot deskundigen benoemd en bepaald dat de kosten van de deskundigen ten laste zullen komen van ’s Rijks kas;
- drs. E.A. Klaver tot bijzondere curator benoemd ten behoeve van de kinderen;
- in afwachting van het verloop en de resultaten van voornoemd deskundigenonderzoek en de begeleiding en het onderzoek van de bijzondere curator iedere verdere beslissing met betrekking tot de geschillen over de uitoefening van het gezag en de informatie- en consultatieregeling pro forma aangehouden tot 13 juli 2017.

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1.
De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 november 2017. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de man, bijgestaan door mr. Houtackers;
-de vrouw, bijgestaan door mr. Schonenburg;
-de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] .
6.2.
Het hof heeft de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. Zij hebben hiervan gebruik gemaakt en zij zijn voorafgaand aan de mondelinge behandeling ter zitting buiten aanwezigheid van partijen afzonderlijk gehoord. Ter zitting heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
6.3.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
- het deskundigenbericht van 21 juni 2017, opgemaakt door mr. drs. I. Sandig en
drs. D. Pront;
- het rapport van de bijzondere curator drs. E. Klaver van 27 juni 2017;
- het V-formulier met bijlage van de advocaat van de vader d.d. 1 november 2017.
6.3.1.
Na de mondelinge behandeling zijn volgens afspraak nog ingekomen:
- het V-formulier met bijlage van de advocaat van de vader d.d. 9 november 2017;
- het V-formulier met bijlage van de advocaat van de moeder d.d. 9 november 2017.

7.De verdere beoordeling

7.1.
Naar aanleiding van het verhandelde ter zitting en de inhoud van de uitgebrachte rapporten alsmede na kennisname van hetgeen de kinderen tegenover het hof hebben verklaard zijn partijen na een voorstel van het hof en een schorsing van de mondelinge behandeling voor onderling overleg grotendeels tot overeenstemming gekomen. Partijen hebben verklaard met het oog op vastlegging van hun onderlinge afspraken in een door het hof te wijzen beschikking een aanvullend prorogatieverzoek te zullen indienen, hetgeen heeft geleid tot de hiervoor onder 6.3.1 genoemde stukken.
Partijen hebben het volgende afgesproken.
1. Het hoofdverblijf van [minderjarige 2] zal bij de vader zijn. Partijen bevestigen dat het hoofdverblijf van [minderjarige 1] bij de moeder blijft.
2. Partijen delegeren elkaar de bevoegdheid om beslissingen te nemen in het kader van het hen toekomende ouderlijk gezag. Dit betekent concreet dat de vader aan de moeder bij voorbaat volmacht geeft om die beslissingen te nemen, die behoren bij het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] . Andersom geeft de moeder bij voorbaat volmacht aan de vader om de beslissingen te nemen, die behoren bij het ouderlijk gezag over [minderjarige 2] . Waar de handtekening van de andere ouder verlangd wordt zal deze zonder oponthoud worden gegeven.
3. Partijen zullen ervoor zorgdragen dat het bij hen verblijvende kind wordt bijgestaan door een vertrouwenspersoon. Voor zoon [minderjarige 1] is dat in beginsel mw. [vertrouwenspersoon] , die bij partijen bekend is. Voor dochter [minderjarige 2] zal in overleg met het Plusteam [vestigingsnaam] een vertrouwenspersoon/hulpverleenster worden geregeld. Dat kan mevrouw [vertrouwenspersoon] voornoemd zijn, een collega of een andere hulpverleenster in wie [minderjarige 2] voldoende vertrouwen heeft.
4. De hulpverlener(s) van de kinderen zal (zullen) onderling overleggen en initiatieven ontplooien om ervoor te zorgen dat in eerste instantie [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hun onderlinge contact herstellen.
5. In afwijking van eerdere in kracht en gezag van gewijsde gegane beschikkingen spreken partijen af dat ieder van de partijen de verblijfskosten en de verblijfsoverstijgende kosten van het kind draagt dat bij hem respectievelijk haar ingeschreven staat. Concreet: de vader betaalt de kosten van [minderjarige 2] en de moeder betaalt de kosten van [minderjarige 1] . Over en weer zijn er geen bedragen meer verschuldigd. Over en weer wordt geen kinderalimentatie verlangd.
6. De kinderen worden onder de gegeven omstandigheden niet onder toezicht gesteld en verzoeken daartoe worden ingetrokken.
7.2.
Nu partijen het hof hebben verzocht de inhoud van hun onderlinge afspraken vast te leggen in een beschikking, zal het hof aan dit verzoek, voor zover mogelijk, voldoen.
Het hof zal omtrent de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] en de kinderalimentatie beslissen overeenkomstig hetgeen partijen hieromtrent zijn overeengekomen.
Hetgeen partijen daarnaast zijn overeengekomen bindt hen ook, maar leent zich niet voor opname in het dictum van deze beschikking.
7.3.
Het hof zal de beschikking waarvan beroep bekrachtigen wat betreft de vastgestelde informatie- en consultatieregeling. Nu partijen grotendeels overeenstemming hebben bereikt, ziet het hof voor oplegging van een dwangsom geen aanleiding, zodat de daartoe strekkende verzoeken van de man zullen worden afgewezen. Ook de verzoeken van de man onder 1, 2, 3 en 4 zal het hof afwijzen. De man heeft zijn verzoeken onder 5 en 6 ingetrokken, zodat ook die verzoeken dienen te worden afgewezen.
7.4.
Het hof stelt vast dat de deskundigen en de bijzondere curator de hen opgedragen taken hebben volbracht; voor zover dat nog onder het bereik van haar taak valt staat het de bijzondere curator natuurlijk vrij nog een evaluerend gesprek met de kinderen te voeren.
7.5.
Op grond van het voorgaande beslist het hof als volgt.

8.De beslissing

Het hof:
op het principaal appel:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 17 december 2015 wat betreft de vastgestelde informatie- en consultatieregeling;
wijst af het meer of anders verzochte;
op het incidenteel appel:
wijst af het verzoek in hoger beroep;
bij wege van prorogatie:
bepaalt - met wijziging in zoverre van de beschikking van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 3 oktober 2008 en het daarin opgenomen convenant en ouderschapsplan, door partijen ondertekend op 1 september 2008 - de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] , bij de man;
stelt - met wijziging in zoverre van de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van
17 december 2015, bekrachtigd bij beschikking van dit hof van 1 december 2016 - de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] , en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] , met ingang van
23 november 2017 vast op nihil;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A.R.M. van Leuven, E.L. Schaafsma - Beversluis en P.M.M. Mostermans en is in het openbaar uitgesproken op 23 november 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.