Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 2 mei 2017;
- het proces-verbaal van comparitie van partijen van 6 juli 2017.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft een klant van de Rabobank, aangeduid als [appellant], een verzoek ingediend om vergoeding van een bedrag dat als 'verdwenen geld' van zijn bankrekening wordt beschouwd. De kwestie draait om de vraag of er sprake is van opzet of grove schuld van de klant. De procedure is een vervolg op een eerder tussenarrest van 2 mei 2017 en betreft een hoger beroep tegen eerdere vonnissen van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant heeft in zijn memorie van grieven aangeboden bewijs te leveren dat de verklaringen van een partij-getuige van de bank tegenstrijdig zijn, maar het hof heeft dit aanbod gepasseerd. Het hof concludeert dat de appellant zelf betrokken moet zijn geweest bij het verdwijnen van het bedrag van € 50.000,- dat op 24 december 2013 op zijn rekening was gestort, of in ieder geval hiervan op de hoogte was. De grieven van de appellant falen, en het hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep. De appellant wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die aan de zijde van de bank zijn begroot op € 1.957,- voor verschotten en € 3.262,- voor salaris van de advocaat.