[getuige 1] heeft in zijn schriftelijke verklaring van 1 mei 2006, productie 12 van [de vennootschap 1] in zaak nr. 411, het volgende opgenomen:
“In de periode vanaf de faillissementsuitspraak van 19-10-2005 en de verkoop van de activa aan [de vennootschap 5] op 15-11-2005 en de periode daarvoor (vanaf 04-10-2005), heeft [appellant] getracht [de vennootschap 2] Beveiliging of onderdelen daarvan aan diverse geïnteresseerden te verkopen.
Uiteindelijk meldde hij mij op zondag 13 november 2005 dat hij, [appellant] , het bedrijf ( [de vennootschap 2] ) verkocht had aan [accountant van de onderneming] , zijn accountant, en dat hij zelf als adviseur aan het nieuw op te richten bedrijf van [accountant van de onderneming] verbonden zou blijven!!!
(…)
In week 40, 41, 42, 43 en week 44 heb ikzelf, en bij een aantal samen met [appellant] , alle bouwmarktmanagers van Praxis gesproken en hen geïnformeerd wat er eventueel zou kunnen gebeuren (faillissement [de vennootschap 2] en de gefingeerde redenen daarvan) en of ze achter [de vennootschap 2] ( [appellant] ) zouden blijven staan. Hierop is door nagenoeg iedereen positief geantwoord. (…)
Toen daarna het belangrijkste deel van het personeel werd verteld dat het gros van de klanten achter ons zou blijven staan, heb ik op 10 november in opdracht van [appellant] een brief gefaxt naar bijna alle personeelsleden (de bekende voorschot/arbeidsovereenkomst fax). Hierbij hebben we aangegeven dat Praxis, Gamma en de vaste posten [vaste posten 1] en [vaste posten 2] onze dienstverlening vanuit de nieuwe organisatie zouden blijven afnemen. (…) Aan het personeel werd een voorschot op het achterstallige salaris beloofd met een voorwaarde dat ze dan wel deze fax getekend retour moesten sturen om op die manier aan te geven dat ze bij het nieuwe bedrijf zouden “blijven”. Hen werd een arbeidscontract beloofd. (…) In week 45 heeft de heer [medewerker van vaste posten 1] van [vaste posten 1] Automotive te kennen gegeven aan het personeel van [de vennootschap 2] (…) dat de dienstverlening bij die organisatie blijft die het personeel heeft. Dit is tijdens een korte bijeenkomst met de heer [medewerker van vaste posten 1] van [vaste posten 1] , [appellant] , ondergetekende, de receptionisten en een aantal mobiele surveillanten van het inmiddels failliete [de vennootschap 2] besproken nog voor de verkoop van de activa door de curator lopende het faillissement. (…) Na gesprekken met de [de stichting] in de persoon van de heer [medewerker van de stichting] , hebben ook zij te kennen gegeven met de nieuwe organisatie van [appellant] en inmiddels [accountant van de onderneming] en [de vader van de accountant van de onderneming] , in zee te gaan (…) Op 27 oktober heeft [appellant] een gesprek gehad met mevrouw [medewerker van de vaste posten 2] van [vaste posten 2] waarin hij een en ander heeft uitgelegd teneinde ook [vaste posten 2] te behouden. (…) In week 46, vanaf 16 november 2005, hebben we ( [group] ) de klanten die gebruik maakte van de mobiele surveillance middels een schrijven op de hoogte gebracht van de situatie en gevraagd deze getekend te retourneren. Ook hebben we onderling afgestemd, ondanks het uitdrukkelijke verzoek van de curator om dat wel te doen, geen enkele sleutel uit handen te geven aan [de vennootschap 5] om hen een doorstart onmogelijk te maken. (…) In opdracht van [appellant] heb ik in week 45 volledige back-ups laten maken door een extern bedrijf, van alle computersystemen, het Davilex administratieprogramma inclusief de administratie, de “oude” administraties, offertes, relatiebestanden, algemene correspondentie enz. Ook zijn toen op aangeven van [appellant] een groot aantal relevante dossiermappen meegenomen en bij hem thuis afgegeven, onder andere de actuele urenstaat map van alle medewerkers. (…) Naar aanleiding van de “voorschot/arbeidsovereenkomstfax” van 10 november heb ik in week 45 en 46 diverse telefoongesprekken gevoerd met een werknemer van [de vennootschap 2] , de heer [werknemer van de vennootschap 2] , coördinator van de regio [regio 1] en [regio 2] en hem de “situatie” uitgelegd. Ik heb hem in opdracht van [appellant] en [accountant van de onderneming] verzekerd dat de klanten bij de nieuwe organisatie zouden blijven. Hierop heeft hij zijn zeven collegae ingelicht niets te tekenen en geen gesprekken aan te gaan met de eventuele nieuwe eigenaren. (…) Rond 18:00 hadden we vernomen van diverse werknemers dat men een uitnodiging had gekregen om diezelfde avond van 15 november op de [adres 1] te komen voor een gesprek met de eigenaren van [de vennootschap 5] , die de activa hadden gekocht van de curator. Hierop hebben ook wij direct alle werknemers uitgenodigd voor 22:00 uur met de melding “aanhoren, niets tekenen en naar de [adres 2] komen”. Tussen 20:00 uur en 21:30 uur is [appellant] tweemaal door de curator gebeld. Hierbij werd hem nogmaals te kennen gegeven geen enkele actie te ondernemen richting het personeel. Rond 22:15 uur op 15 november waren een 15-tal werknemers aanwezig en zij zijn toegesproken door [accountant van de onderneming] in aanwezigheid van zijn vader [de vader van de accountant van de onderneming] (aandeelhouder van [de vennootschap 2] BV), [appellant] en ondergetekende. [accountant van de onderneming] gaf aan dat [de vader van de accountant van de onderneming] als “oud aandeelhouder van [de vennootschap 2] ” zijn “verantwoordelijk had genomen” en de voorschotten zou betalen van de afgelopen periode voor diegenen die meteen of op zeer korte termijn een arbeidsovereenkomst zouden tekenen voor de nieuwe organisatie (…). Er werd tevens melding gemaakt van het feit dat alle belangrijke klanten voor de nieuwe organisatie hadden gekozen. (…) [appellant] bedankte het personeel voor de steun van de afgelopen jaren maar gaf duidelijk te kennen dat hij zeker verwachtte dat iedereen zich bij de nieuwe organisatie zou aansluiten. [appellant] gaf aan dat [accountant van de onderneming] de dagelijkse leiding zou hebben, maar dat hijzelf als adviseur verbonden zou blijven aan de nieuwe organisatie. Alle uitspraken door [accountant van de onderneming] van dat moment werden door [appellant] jaknikkend bevestigd en door mij, in opdracht van [appellant] , woordelijk bevestigd. Ook de vragen van het toen aanwezige personeel werden door [accountant van de onderneming] en door mij beantwoord. [appellant] bevestigde ook dit jaknikkend omdat hij had aangegeven niets te mogen zeggen. Rond 22:45 uur (…) kwam de vaste kern (…). Deze medewerkers werden door [appellant] apart genomen. Na ongeveer 15 minuten kwamen zij uit de bespreking met de opmerking: “wij blijven ook”. (…) Op 16 november heb ik alle nieuwe contracten voor het personeel gemaakt op naam van [de vennootschap 3] (…). Wij ( [appellant] , [getuige 3] en ook ikzelf) hebben er echter alles aan gedaan om de contacten van [de vennootschap 5] met het personeel zoveel mogelijk te ondermijnen. (…) Ook heb ik een nieuw contract aangeboden bij [contractant] (op 17-11-05) op naam van de nieuwe organisatie (…). Dit in opdracht van [appellant] . In het bijzijn van [appellant] en ondergetekende heeft De heer [directeur van contractant] (directeur [contractant] ) op aangeven van [appellant] , naar de heer [aandeelhouder] gebeld met de mededeling dat [contractant] op geen enkele wijze zaken wenste te doen met [de vennootschap 5] en daar ook geen enkel gesprek over wenste te hebben. (…) In week 47 zijn de onderhandelingen gestart met de heer [getuige 2] , [appellant] (vanuit zijn ziekbed) en ondergetekende met betrekking tot het overnemen van zijn ND-nummer. (…) Vanaf 16 november zijn medewerkers bewust, willens en wetens, te werk gesteld bij de relaties in uniformen van [group] en met (ongeldige) passen van [de vennootschap 2] , teneinde geen argwaan te wekken bij deze relaties. (…) Naar mijn mening hebben [appellant] , [accountant van de onderneming] en ondergetekende (ik zelf tot aan 24 november, na een gesprek met de heer [naam] en daarna een lang gesprek met de curator de heer [getuige 5] ) niets nagelaten om de overgang naar en doorstart van de nieuwe organisatie [de vennootschap 5] te frustreren. Daarbij zijn ook, nadrukkelijk door [appellant] , ook tegen mij, de heer [aandeelhouder] , de heer [naam] en mevrouw [boekhouder] in diskrediet gebracht tegenover relaties en personeel. (…)”