Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is naar voren gekomen dat er medio april 2017 vanuit het Traumacentrum Jeugd Limburg voor [minderjarige] hulp is opgestart.
Uit de overgelegde conceptrapportage van 27 september 2017 is gebleken dat zij kampt met traumaklachten in verband met mogelijk misbruik en dat is besloten om daarvoor EMDR-therapie in te zetten. Verder is er sprake van hechtingsproblematiek.
In het raadsrapport van 13 juli 2016 is aan de rechtbank geadviseerd om te bepalen dat de contacten tussen [minderjarige] en de vader voorlopig, tot daarover nader wordt beslist, zullen plaatsvinden via de begeleide omgangsregeling (BOR) onder professionele begeleiding van Xonar/Axnaga (niveau twee), waarbij wordt verstaan dat de professional de regie over de contacten heeft en verder de behandeling van de zaak aan te houden voor een periode van acht maanden in afwachting van een aanvullende rapportage van de raad met een definitief advies. Van de zijde van de raad is ter zitting aangegeven dat dit advies thans nog steeds actueel is. Partijen hebben zich tijdens de zitting bereid verklaard om mee te werken aan een traject Begeleide Omgangsregeling (BOR) niveau 2 onder professionele begeleiding van Xonar/Axnaga, teneinde het contact tussen de vader en [minderjarige] te herstellen.
Besproken is dat het BOR-traject eerst dient te worden afgestemd met de behandelaars van [minderjarige] bij het Traumacentrum Jeugd Limburg; daarbij is het met name van belang of het BOR-traject gelijktijdig kan plaatsvinden met de huidige therapie van [minderjarige] .
Met de ouders is afgesproken dat - indien de behandelaars menen dat eerst de therapie van [minderjarige] dient te zijn afgerond alvorens aan de module BOR kan worden begonnen – zij niet eerder het traject bij BOR in gang zullen zetten, althans [minderjarige] daarbij niet eerder zullen betrekken dan wanneer zij daar volgens haar behandelaars van het voornoemde Traumacentrum aan toe is.
Het hof verzoekt het Traumacentrum Jeugd Limburg om een en ander aan zowel de vader, de moeder als aan de raad te communiceren. De moeder heeft ter zitting toegezegd dat zij haar uitdrukkelijke toestemming zal geven aan de behandelaars van het Traumacentrum Jeugd Limburg om de vader te betrekken in het behandelproces van [minderjarige] .
Voorts is besproken dat, totdat in de onderhavige procedure is beslist, het door rechtbank in de bestreden beschikking opgelegde contactverbod tussen de vader en [minderjarige] ook na
8 november 2017, de datum waarop het contactverbod expireert, zal blijven gelden.
Tot slot hebben partijen zich er mee akkoord verklaard dat, indien er geen nadere mondelinge behandeling meer zal volgen, de beschikking wordt gegeven door het hof in een andere samenstelling dan aanwezig tijdens de mondelinge behandeling van heden.