6.1.In de overwegingen 3.1.1 - 3.1.8 heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. De door de rechtbank vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Voorts staan nog enkele andere feiten, als enerzijds gesteld en anderzijds niet betwist, tussen partijen vast. Het hof zal hierna een overzicht geven van deze relevante feiten.
a. a) Directeur van [appellante] is [directeur] . Voorheen werkte zij in [appellante] samen met haar zus [zus van directeur] . [geïntimeerde] is eind 2013 als opdrachtnemer door [zus van directeur] (als opdrachtgever) ingehuurd. Toen de samenwerking tussen [directeur] en haar zus werd verbroken, is [geïntimeerde] voor ( [directeur] ) [appellante] blijven werken.
b) Door [geïntimeerde] is op enig moment met [appellante] afgesproken dat hij maandelijks een vaste fee van € 7.500,00 (excl. btw en excl. reis- en verblijfkosten) zou ontvangen voor zijn werkzaamheden.
c) Door [Marketing] Marketing (een handelsnaam van [Marketing] Loyalty Marketing B.V., waarvan [Holding] Holding B.V. bestuurder/enig aandeelhouder is) zijn ten behoeve van de door [geïntimeerde] verrichte werkzaamheden facturen aan [appellante] gestuurd.
d) De facturen voor werkzaamheden en onkosten van [geïntimeerde] verricht/uitgegeven tot 10 juli 2014 zijn alle door [appellante] betaald.
f) Op 15 juli 2014 is een schriftelijke overeenkomst van opdracht tussen partijen gesloten (hierna: de schriftelijke overeenkomst). Het hof verwijst voor een weergave van de relevante bepalingen naar het bestreden eindvonnis.
g) Op 11 augustus 2014 heeft [geïntimeerde] facturen ten bedrage van € 183,92 in verband met gemaakte onkosten en ten bedrage van € 8.238,60 in verband met “
Vergoeding 10 juli-10 augustus 2014 Minus 2 dagen: 7 & 8 augustus” (incl. btw) aan [appellante] gezonden. Deze facturen zijn onbetaald gebleven.
h) [appellante] heeft de overeenkomst in augustus 2014 beëindigd.
i. i) Bij brief van 9 augustus 2014 (prod. 8 mvg) schreef [appellante] aan [geïntimeerde] onder meer:
“
Hierbij delen wij u mede dat wij met terugwerkende kracht vanaf 5 augustus 2014 om 17.00 uur geen gebruik meer zullen maken van uw diensten en dat derhalve de overeenkomst per dat moment ontbonden is.
Hoewel de aard van de overeenkomst dusdanig is dat wij te allen tijde zonder opgaaf van redenen van u afscheid kunnen nemen, nopen de recente gebeurtenissen mij toch even tot een kleine opsomming van uw gebleken tekortkomingen (..)
- Onvoldoende materie- en vakkennis (..)
- Daardoor gedurende een langere periode niet in staat zijn de belangen van de opdrachtgever op een correcte wijze te behartigen (..)
- Zeer gebrekkige communicatieve vaardigheden (..)
- Geen gevoel voor- en begrip van posities en verhoudingen (..)”.
j) Bij brief van 13 augustus 2014 (prod. 9 mvg) schreef [appellante] aan [geïntimeerde] onder meer:
“
In het kader van de correcte (financiële) afwikkeling van de opgezegde samenwerking hebben wij van onze kant nog een aantal openstaande vragen (..) Wilt u (..) de gevraagde informatie (..) uiterlijk per 20 augustus aan ons doen toekomen?
1. (..)
2. (..)
3. Graag ontvangen wij van u alsnog een urenoverzicht per maand over 2014 tot 5 augustus gesplitst naar activiteit door u uitgevoerd (..)
4. Een officieel overzicht (..) van alle (internationale) telefoongesprekken die u in het kader van de u opgedragen werkzaamheden heeft uitgevoerd (..)”.
k) Op 28 augustus 2014 heeft (de advocaat van) [appellante] met een beroep op artikel 3.4. van de schriftelijke overeenkomst [geïntimeerde] gesommeerd rekening en verantwoording af te leggen.
l) Op 7 januari 2015, herhaald op 23 januari 2015, is [geïntimeerde] gesommeerd een bedrag van € 42.345,66 ter zake ten onrechte betaalde fees (en onkosten) c.q. schadevergoeding aan [appellante] (terug) te betalen. De onder f) genoemde facturen werden hierbij tevens betwist.
6.2.1.[appellante] heeft [geïntimeerde] in rechte betrokken en kort samengevat gevorderd:
1- een verklaring voor recht dat zij de facturen genoemd in r.o. 6.1 onder g) niet verschuldigd is wegens het ontbreken van een urenverantwoording/het eindigen van de overeenkomst per 1 augustus 2014/het toerekenbaar tekortschieten van [geïntimeerde] bij de uitvoering van de overeenkomst;
2- veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling aan [appellante] van € 42.345,66, dan wel 3,5 x
€ 7.500,00 + de betaalde onkostenvergoedingen, dan wel een door de rechtbank te bepalen schadevergoeding of terugbetaling van fees en onkostenvergoedingen;
3- veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente over hoofdsom en incassokosten en de kosten van de procedure.
6.2.2.Bij het beroepen eindvonnis heeft de rechtbank de vorderingen afgewezen en [appellante] veroordeeld in de proceskosten.