ECLI:NL:GHSHE:2017:4875

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 oktober 2017
Publicatiedatum
14 november 2017
Zaaknummer
20-003884-15
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van valsheid in geschrifte na hoger beroep tegen vonnis rechtbank Limburg

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 9 december 2015. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van het medeplegen van oplichting en valsheid in geschrift. De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld, waarbij het appel aanvankelijk onbeperkt was, maar later partieel is ingetrokken voor de feiten 1 en 3, waardoor het hoger beroep zich enkel richtte op het tweede feit: valsheid in geschrift.

Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een gevangenisstraf van vijf maanden. De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Het hof heeft de zaak onderzocht en vastgesteld dat de in de tenlastelegging genoemde factuur, die door de advocaat-generaal als vals werd aangeduid, niet wettig bewezen kon worden. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat het bedrijf dat de factuur had uitgegeven, niet meer bestond op de factuurdatum.

Uiteindelijk heeft het hof de vrijspraak van de rechtbank bevestigd, met een aanvulling op de motivering. De beslissing van het hof houdt in dat de verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde feit van valsheid in geschrift, omdat niet bewezen kon worden dat de factuur vals was. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de rol van de rechter in het beoordelen van de bewijsvoering.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-003884-15
Uitspraak : 13 november 2017
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 9 december 2015 in de strafzaak met parketnummer 03-720354-15 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1954,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
De rechtbank heeft verdachte in eerste aanleg vrijgesproken van het onder 1. ten laste gelegde medeplegen van oplichting van de [gemeente] en het onder 2. ten laste gelegde medeplegen van valsheid in geschrift. Voor wat betreft het onder 3. ten laste gelegde feit heeft de rechtbank de dagvaarding nietig verklaard wegens innerlijke tegenstrijdigheid.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is door de officier van justitie onbeperkt ingesteld.
Bij akte van 7 februari 2017 heeft de advocaat-generaal het appel partieel ingetrokken voor zover gericht tegen het onder 1. ten laste gelegde feit. Bij akte van 30 oktober 2017 heeft de advocaat-generaal het appel partieel eveneens ingetrokken voor zover gericht tegen het onder 3. ten laste gelegde feit.
Aldus is het appel uitdrukkelijk beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder feit 2. is ten laste gelegd. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, bewezen zal verklaren hetgeen aan verdachte onder 2. is ten laste gelegde en hem ter zake zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden.
Door en namens verdachte is vrijspraak bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
De motivering van de vrijspraak behoeft, mede gelet op hetgeen in hoger beroep aan de orde is gekomen, verbetering. Omwille van de leesbaarheid wordt de motivering in haar geheel vervangen.
Vrijspraak
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat bewezen zal worden dat verdachte het onder 2. ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Daartoe heeft de advocaat-generaal - kort gezegd - aangevoerd dat de in de tenlastelegging genoemde factuur afkomstig is van [naam bedrijf Y] , terwijl die onderneming vóór de factuurdatum is vervallen verklaard voor de omzetbelasting en per 1 februari 2009 is opgeheven. De factuur is aldus vals, zo stelt de advocaat-generaal. De factuur is door verdachte, die destijds de zaken behartigde van [medeverdachte] , in een civiele procedure als processtuk ingebracht, terwijl de verdachte en de medeverdachte wisten dat die factuur vals was.
Daarmee is in de visie van de advocaat-generaal het medeplegen van valsheid in geschrift bewijsbaar.
Het hof overweegt het volgende.
Vast staat dat de in de tenlastelegging genoemde factuur d.d. 17 juli 2010 van [naam bedrijf Y] , gericht aan [naam bedrijf X] , door de raadsman van [medeverdachte] in hoger beroep in het geding is gebracht in de civiele procedure die de [gemeente] tegen [medeverdachte] had aangespannen.
Het hof is van oordeel dat niet bewezen kan worden dat het bedrijf [naam bedrijf Y] niet meer bestond. De enkele omstandigheid dat dit bedrijf van [eigenaar bedrijf Y] op de factuurdatum niet meer was ingeschreven in de daartoe bestemde registers in Duitsland, is daarvoor onvoldoende, te meer nu uit het onderzoek ter terechtzitting niet is gebleken dat [eigenaar bedrijf Y] , althans een bedrijf van [eigenaar bedrijf Y] , de verplaatsingswerkzaamheden van de woonwagen waarop de factuur ziet, niet heeft verricht.
Het hof is aldus met de rechtbank en de verdediging van oordeel dat de in de tenlastelegging opgenomen valsheid niet wettig bewezen kan worden. Immers, niet bewezen kan worden dat het bedrijf [naam bedrijf Y] niet meer bestond op de factuurdatum.
Reeds hierom zal verdachte worden vrijgesproken van het onder 2. ten laste gelegde.

BESLISSING

Het hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door
mr. H.A.W. Vermeulen, voorzitter,
mr. A.J.M. van Gink en mr. H. Harmsen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R. Dieleman, griffier,
en op 13 november 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Van Gink is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.