ECLI:NL:GHSHE:2017:4857

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 november 2017
Publicatiedatum
14 november 2017
Zaaknummer
200.167.887_01 200.167.892_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van de werkgever voor psychisch letsel in de uitoefening van werkzaamheden

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, gaat het om de aansprakelijkheid van een werkgever voor psychisch letsel dat is ontstaan tijdens de uitoefening van werkzaamheden. De zaak betreft twee gevoegde hoger beroepen, met zaaknummers 200.167.887/01 en 200.167.892/01, en is voortgekomen uit eerdere vonnissen van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De appellanten zijn werknemers die stellen dat zij psychisch letsel hebben opgelopen door de omstandigheden waaronder zij hun werkzaamheden moesten verrichten. Het hof heeft in een tussenarrest van 23 mei 2017 geoordeeld dat er een deskundigenonderzoek moet plaatsvinden om de medische klachten van de appellanten te onderzoeken. Partijen hebben deskundigen voorgesteld, en het hof heeft prof. dr. H.J.C. van Marle benoemd als deskundige. Het hof heeft bepaald dat de deskundige een rapport moet opstellen waarin hij de ontvangen medische gegevens vermeldt en moet aangeven of de appellanten in de gelegenheid zijn gesteld om gebruik te maken van hun inzage- en blokkeringsrecht. De kosten van het deskundigenonderzoek zijn vastgesteld op € 6.300, en de appellanten zijn verantwoordelijk voor het voorschot op deze kosten. De zaak is verwezen naar de rol van 13 maart 2018 in afwachting van het deskundigenbericht, waarna verdere beslissingen zullen volgen. Het arrest is uitgesproken op 14 november 2017.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummers 200.167.887/01 en 200.167.892/01
arrest van 14 november 2017
in de bij arrest van 14 juli 2015 gevoegde zaken onder zaaknummer 200.167.887/01 van
[de vennootschap naar Belgisch recht (200.167.887_01)],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. F. Wubbena te Oosterhout (NB),
tegen
[geïntimeerde (200.167.887_01)] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellant in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. C.C. Wijburg te Utrecht,
en onder rolnummer 200.167.892/01 van
[appellant (200.167.892_01)] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant
advocaat: mr. G.J. Knotter te Utrecht,
tegen
[de vennootschap naar Belgisch recht (200.167.892_01)],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. F. Wubbena te Oosterhout (NB),
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 23 mei 2017 in het hoger beroep van de door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda respectievelijk op 12 november 2014 en 28 januari 2015 onder zaaknummers 2096571 CV EXPL 13-3596 en 2476787 CV EXPL 13-7303 tussen partijen gewezen vonnissen.

5.Het verloop van de procedure in de gevoegde zaken

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 23 mei 2017;
  • een akte na tussenarrest zijdens [appellant (200.167.892_01)] d.d. 20 juni 2017 met drie producties;
  • een antwoordakte na tussenarrest zijdens [de vennootschap naar Belgisch recht (200.167.887_01)] d.d. 15 augustus 2017.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

6.De verdere beoordeling in de gevoegde zaken

6.1.
Bij genoemd tussenarrest heeft het hof – zakelijk weergegeven - geoordeeld dat het een deskundigenbericht wil gelasten met betrekking tot de vraag welke diagnose gesteld kan worden ten aanzien van de medische klachten waarmee [appellant (200.167.892_01)] op 13 mei 2009 is uitgevallen en ten aanzien van de klachten zoals die zich sedertdien hebben ontwikkeld. Partijen is verzocht om zich uit te laten over de persoon van een te benoemen deskundige en over de door het hof geformuleerde vraagstelling, zoals opgenomen in r.o. 3.18 van het tussenarrest.
6.2.
Bij akte hebben partijen elk twee deskundigen genoemd, waarvan één deskundige (prof. dr. H.J.C. van Marle) door beide partijen is voorgesteld. Gelet op die omstandigheid, heeft het hof hem door tussenkomst van de griffier benaderd en bereid gevonden om het onderzoek te verrichten.
6.3.
Partijen hebben beide bij akte verklaard zich te kunnen vinden in de vraagstelling zoals die in het tussenarrest is geformuleerd. Het hof verwijst dan ook voor de te beantwoorden vragen naar r.o. 3.18 van zijn arrest van 23 mei 2017.
6.4.
Het hof wijst er voorts op dat gegevens die door de ene partij aan de deskundige worden verschaft, tegelijkertijd in afschrift of ter inzage worden verstrekt aan de wederpartij. Dit geldt echter niet onverkort voor medische gegevens die aan de deskundige worden verstrekt door de partij die eventueel gebruik kan maken van het blokkeringsrecht als bedoeld in artikel 7:464 lid 2, aanhef en onder b BW. Deze partij is, met het oog op de eventuele uitoefening van haar blokkeringsrecht, in beginsel niet verplicht de door haar aan de deskundige verschafte medische gegevens tegelijkertijd aan de wederpartij in afschrift of ter inzage te verstrekken.
Indien de partij die het genoemde blokkeringsrecht heeft, van dit recht geen gebruik maakt en het deskundigenbericht ter beschikking van de wederpartij wordt gesteld, dan is eerstgenoemde partij, indien de wederpartij het verlangt of op bevel van de rechter, alsnog verplicht alle door haar aan de deskundige verschafte medische gegevens aan de wederpartij in afschrift of ter inzage te verstrekken. Weigert zij dit te doen, zonder dat zij daartoe gewichtige redenen als bedoeld in artikel 22 Rv heeft aangevoerd welke door het hof gegrond zijn geoordeeld, dan zal het hof uit die weigering de gevolgtrekking kunnen maken die hij geraden acht.
6.5.
Zowel in de zaak met zaaknummer 200.167.887/01 als in de zaak met zaaknummer 200.167.892/01 is het [appellant (200.167.892_01)] die als eisende partij optreedt. Omdat het ook aan hem is om bewijs bij te brengen van het feit dat hij tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden, althans als gevolg van de omstandigheden waaronder hij zijn werkzaamheden moest uitvoeren, schade heeft geleden, zal het hof bepalen dat [appellant (200.167.892_01)] het voorschot ten bate van de door de deskundige te maken kosten dient te voldoen.
6.6.
Het voorgaande voert dan tot na te melden beslissing. Elke verdere beoordeling en beslissing wordt aangehouden.

7.De uitspraak

Het hof, in de gevoegde zaken onder zaaknummers 200.167.887/01 en 200.167.892/01:
bepaalt dat een deskundigenonderzoek wordt verricht naar de in rechtsoverweging 3.18 van het tussenarrest van 23 mei 2017 geformuleerde vragen;
benoemt tot deskundige ter beantwoording van deze vragen:
prof. dr. H.J.C. van Marle,
[adres]
[postcode] [kantoorplaats] ,
tel.: [telefoonnummer] ;
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest aan de deskundige toezendt;
bepaalt dat partijen binnen één week na de datum van dit arrest (een afschrift van) de verdere processtukken
in beide zakenaan de deskundige ter beschikking zullen stellen en alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
bepaalt dat de deskundige eerst met het onderzoek begint nadat daartoe van de griffier bericht is ontvangen;
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek –
en ten aanzien van de conceptrapportage– partijen in de gelegenheid stelt opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
verzoekt de deskundige een schriftelijk en met redenen omkleed bericht, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof en tegelijkertijd een afschrift van het bericht aan de advocaten van partijen toe te zenden;
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijk, ondertekend bericht ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op
drie maandennadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;
wijst de deskundige en partijen op hetgeen hiervoor in rechtsoverweging 6.4 is overwogen met betrekking tot het inzage- en blokkeringsrecht;
bepaalt dat de deskundige in zijn rapport aangeeft welke medische gegevens hij heeft ontvangen, waaronder ook die welke hij weliswaar heeft ontvangen maar niet aan zijn deskundig oordeel ten grondslag heeft gelegd;
bepaalt dat de deskundige in zijn rapport vermeldt of en zo ja op welke wijze hij heeft voldaan aan zijn verplichting om [appellant (200.167.892_01)] in de gelegenheid te stellen mede te delen of hij van zijn inzage- en blokkeringsrecht gebruik wenste te maken;
bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundige op het door de deskundige begrote bedrag van in totaal € 6.300,= (inclusief btw), tenzij (één van) partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak
bij brief aan de griffier van dit hofmet afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij)tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;
bepaalt dat partij [appellant (200.167.892_01)] laatstgenoemd bedrag zal overmaken na ontvangst van de nota met betaalinstructies die door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal worden verzonden;
verzoekt de deskundige, indien zijn kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
benoemt mr. R.J.M. Cremers tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundige zich, door tussenkomst van de griffier (het Bureau Deskundigen van dit hof) dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
verwijst de zaak naar de rol van 13 maart 2018 in afwachting van het deskundigenbericht;
verstaat dat de zaak na ontvangst van het deskundigenbericht naar de rol wordt verwezen voor memorie na deskundigenbericht aan de zijde van [appellant (200.167.892_01)] ;
houdt elke verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.G.W.M. Stienissen, A.J. Henzen en R.J.M. Cremers en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 14 november 2017.
griffier rolraadsheer