ECLI:NL:GHSHE:2017:4856

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 november 2017
Publicatiedatum
14 november 2017
Zaaknummer
200.159.362_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arbeidsgeschil in de gezondheidszorg over functiebeschrijvingen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om een arbeidsgeschil in de gezondheidszorg met betrekking tot functiebeschrijvingen. De appellanten, bestaande uit meerdere personen, hebben hoger beroep ingesteld tegen Stichting Catharinaziekenhuis (CZE) na een eerdere uitspraak van de kantonrechter. Het hof heeft in eerdere tussenarresten, gedateerd 19 januari, 26 april, 31 mei en 8 november 2016, en 23 mei 2017, al enkele belangrijke overwegingen geformuleerd. In het huidige arrest van 14 november 2017 heeft het hof besloten dat er een aanvullend deskundigenonderzoek moet plaatsvinden. Dit onderzoek is gericht op de vraag of de functiebeschrijvingen van de functies van radiotherapeutisch laborant senior en medior in overeenstemming zijn met de cao-eisen. De heer R. Giskes is benoemd als deskundige om deze vragen te beantwoorden. Het hof heeft de deskundige gevraagd om een gedetailleerd rapport op te stellen, waarin hij de relevante vragen beantwoordt en rekening houdt met de suggesties van beide partijen. De kosten van het deskundigenonderzoek zijn vastgesteld op € 4.356,--, welke door de appellanten moeten worden voorgeschoten. Het hof heeft verder bepaald dat de zaak op 13 maart 2018 opnieuw op de rol komt in afwachting van het deskundigenbericht.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.159.362/01
arrest van 14 november 2017
in de zaak van

1.[appellante 1] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
[appellante 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[appellante 3],
wonende te [woonplaats] ,
4.
[appellante 4] ,
wonende te [woonplaats] ,
5.
[appellante 5] ,
wonende te [woonplaats] ,
6.
[appellante 6] ,
wonende te [woonplaats] ,
7.
[appellante 7] ,
wonende te [woonplaats] ,
8.
[appellante 8] ,
wonende te [woonplaats] ,
9.
[appellante 9] ,
wonende te [woonplaats] ,
10.
[appellante 10] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellanten,
hierna aan te duiden als [appellanten c.s.] ,
advocaat: mr. S.M.M. Teklenburg te Eindhoven,
tegen
Stichting Catharinaziekenhuis,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als CZE,
advocaat: mr. D. den Heeten te Arnhem,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 19 januari, 26 april, 31 mei en
8 november 2016 en 23 mei 2017 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven onder zaaknummer 2370427, rolnummer 13-12371 gewezen vonnis van 17 juli 2014.

17.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 23 mei 2017;
  • de akte na tussenarrest van [appellanten c.s.] ;
  • de (antwoord)akte na tussenarrest van CZE;
  • de antwoordakte van [appellanten c.s.]
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

18.De verdere beoordeling

18.1.
Bij genoemd tussenarrest heeft het hof overwogen dat het aanleiding ziet om een aanvullend deskundigenbericht uit te laten brengen. De zaak is naar de rol verwezen opdat partijen aktes nemen waarbij zij zich kunnen uitlaten over het aantal, de deskundigheid en - bij voorkeur eensluidend - de persoon van de te benoemen deskundige(n) en voorts suggesties kunnen doen over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Partijen hebben van de geboden gelegenheid gebruik gemaakt.
18.2.1.
Ten aanzien van de persoon van de te benoemen deskundige(n) hebben [appellanten c.s.] in hun akte na tussenarrest voorgesteld de heer R. Giskes van [Personeels Advies] Personeels Advies als deskundige te benoemen. CZE heeft te kennen gegeven geen bezwaar te hebben tegen benoeming van Giskes als deskundige.
18.2.2.
Daarop heeft het hof Giskes benaderd in verband met het te verrichten deskundigenonderzoek. Hij heeft aangegeven in staat te zijn dit onderzoek te verrichten, door zijn ervaringen zowel op het gebied van HR als met het beschrijven van functies, waaronder het beschrijven van functies en toepassen van FWG binnen ziekenhuizen en radiotherapeutische instituten. Ook heeft hij verklaard vrij te staan het onderzoek uit te voeren; hij heeft geen banden met partijen of hun advocaten.
18.2.3.
Gelet op het voorgaande zal het hof bij dit arrest overgaan tot benoeming van Giskes als deskundige.
18.3.1.
[appellanten c.s.] hebben in hun akte na tussenarrest onder 2 a tot en met l vragen geformuleerd voor de deskundige. CZE kan zich in het merendeel van die vragen niet vinden. Het hof brengt in herinnering dat het hier gaat om een aanvullend deskundigenbericht. De hoofdvraag blijft of de in het geding zijnde functiebeschrijvingen (productie 12a en 12b bij de inleidende dagvaarding) in overeenstemming zijn met hetgeen is bepaald in Bijlage D en Bijlage E van de cao (productie 13 en 14 bij de inleidende dagvaarding). Giskes moet het deskundigenonderzoek niet geheel opnieuw doen. Hij moet aanvullend rapporteren over de vraag of met belangrijke taken en verantwoordelijkheden van de functies van radiotherapeutisch laborant senior en medior in de voorgestelde functiebeschrijvingen geen rekening wordt gehouden, de functiebeschrijvingen dus onvolledig zijn en daarmee in strijd zijn met de eisen die in de cao worden gesteld (zie rov. 15.5 van het tussenarrest van 23 mei 2017).
18.3.2.
Rekening houdend met de door partijen gedane suggesties bepaalt het hof dat de deskundige gemotiveerd en zo nauwkeurig mogelijk antwoord dient te geven op de volgende vragen:
Hoofdvraag
Zijn de in het geding zijnde functiebeschrijvingen (productie 12a en 12b bij de inleidende dagvaarding) in overeenstemming met hetgeen is bepaald in Bijlage D en Bijlage E van de cao (productie 13 en 14 bij de inleidende dagvaarding)?
Subvragen
(1) Wordt met belangrijke taken en verantwoordelijkheden van de functies van radiotherapeutisch laborant senior en medior in de voorgestelde functiebeschrijvingen geen rekening gehouden, zijn de functiebeschrijvingen dus onvolledig en zijn ze daarmee in strijd met de eisen die in de cao worden gesteld?
(2) Kunt u bij het beantwoorden van genoemde hoofdvraag een onderscheid maken tussen de beschrijvingen van de functies en de opzet van de beschrijvingen?
(3) Zijn binnen het CZE andere documenten vastgesteld dan de competentieprofielen die een rol van betekenis hebben bij de functiebeschrijvingen? Zo ja, mogen daarin functieverzwarende aspecten worden benoemd? Is dat hier het geval?
(4) Indien u daartoe noodzaak aanwezig acht, wilt u dan voor het beantwoorden van voormelde vragen met een vertegenwoordiging van CZE en een vertegenwoordiging van [appellanten c.s.] gesprekken voeren over de inhoud van het werk ten tijde van de periode in geding, waarbij wordt opgemerkt dat de voorlopige functiebeschrijvingen dateren uit 2008 en de vaststelling van deze beschrijvingen heeft plaatsgevonden in 2013?
(5) Heeft u voor het overige nog opmerkingen waarvan u het zinvol acht dat het hof daarvan kennis neemt?
18.3.3.
Het hof verzoekt de deskundige om kennis te nemen van de vragen die het hof heeft gesteld aan de deskundige Nugteren in het tussenarrest van 31 mei 2016 (rov. 9.3) alsook van de vragen die [appellanten c.s.] in hun akte van 8 augustus 2017 na het tussenarrest van 23 mei 2017 hebben geformuleerd. Als hij van oordeel is op basis van zijn deskundigheid dat deze vragen, voor zover niet reeds in rov. 18.3.2 vermeld, van belang zijn voor zijn (aanvullende) onderzoek wordt van hem verwacht dat hij ook deze vragen daarin betrekt. Indien dit tot vragen of problemen leidt kan de deskundige zich tot de raadsheer-commissaris wenden.
18.4.
In overeenstemming met hetgeen in rov. 15.8 van het tussenarrest van 23 mei 2017 is overwogen, zal het hof bepalen dat [appellanten c.s.] het voorschot op de kosten van de deskundige dienen te betalen ter grootte van het door de deskundige begrote bedrag van in totaal € 4.356,-- inclusief btw. De deskundige heeft daarbij aangegeven dat uitgegaan is van een inzet van 36 uur en dat op basis van nacalculatie ( + of - ) wordt gefactureerd.
18.5.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

19.De uitspraak

Het hof:
19.1.
bepaalt dat een deskundigenonderzoek wordt verricht naar de in rov. 18.3.2 van dit arrest geformuleerde vragen;
19.2.
benoemt tot deskundige ter beantwoording van deze vragen:
de heer R. Giskes,
[Personeels Advies] Personeels Advies vof,
[adres] ,
[postcode] [vestigingsplaats] ,
e-mailadres: [e-mailadres] ,
telefoonnummer: [landnummer+netnummer+telefoonnummer] ;
19.3.
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest aan de deskundige toezendt;
bepaalt dat partijen binnen één week na de datum van dit arrest (een afschrift van) de verdere processtukken aan de deskundige ter beschikking zullen stellen en alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
19.4.
bepaalt dat de deskundige eerst met het onderzoek begint nadat daartoe van de griffier bericht is ontvangen;
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek –
en ten aanzien van de conceptrapportage– partijen in de gelegenheid stelt opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
verzoekt de deskundige een schriftelijk en met redenen omkleed bericht, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof en tegelijkertijd een afschrift van het bericht aan de advocaten van partijen toe te zenden;
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijk, ondertekend bericht ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op
drie maandennadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;
19.5.
bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundige op het door de deskundige begrote bedrag van € 4.356,-- inclusief btw, tenzij (één van) partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak
bij brief aan de griffier van dit hofmet afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij)tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;
bepaalt dat [appellanten c.s.] genoemd voorschot van € 4.356,-- zal overmaken na ontvangst van de nota met betaalinstructies die door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal worden verzonden;
verzoekt de deskundige, indien zijn kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
19.6.
benoemt mr. J.P. de Haan tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundige zich, door tussenkomst van de griffier dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
19.7.
verwijst de zaak naar de rol van 13 maart 2018 in afwachting van het deskundigenbericht;
verstaat dat de zaak na ontvangst van het deskundigenbericht naar de rol wordt verwezen voor memorie na deskundigenbericht aan de zijde van [appellanten c.s.] ;
19.8.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. O.G.H. Milar, M. van Ham en J.P. de Haan en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 14 november 2017.
griffier rolraadsheer