In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om de ontvankelijkheid van een hoger beroep van de vader in een familiezakenprocedure. De vader had in eerste aanleg een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant aangevochten, waarin de Raad voor de Kinderbescherming was verzocht om een onderzoek in te stellen naar de contactregeling tussen de moeder en de minderjarige. De vader verzocht om vernietiging van deze beschikking en om een nieuw psychologisch onderzoek van de moeder voordat de raad zijn onderzoek zou verrichten.
De mondelinge behandeling vond plaats op 17 oktober 2017, waarbij de moeder en de raad niet verschenen. De vader was vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. C. Doreleijers. Het hof moest beoordelen of de vader ontvankelijk was in zijn hoger beroep, waarbij het hof vaststelde dat de bestreden beschikking een tussenbeschikking was. Dit betekende dat er geen tussentijds hoger beroep mogelijk was, tenzij de rechtbank expliciet had bepaald dat dit wel kon.
Het hof concludeerde dat de vader niet in zijn hoger beroep kon worden ontvangen, omdat de beschikking van de rechtbank niet voldeed aan de criteria voor een eind- of deelbeschikking. De beslissing van het hof werd op 9 november 2017 openbaar uitgesproken, waarbij de rechters de vader niet ontvankelijk verklaarden in zijn hoger beroep.