3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
[geïntimeerde] exploiteert een bedrijf dat zich toelegt op de productie van promotiefilms.
[appellant] exploiteert onder de naam [handelsnaam] een eenmanszaak. Volgens de inschrijving van deze eenmanszaak bij de Kamer van Koophandel houdt [appellant] zich onder meer bezig met “Voorbereidende werkzaamheden met betrekking tot het vermarkten van eigen technische uitvoeringen” en met een webwinkel in elektronische apparatuur.
In of omstreeks de eerste helft van oktober 2014 is tussen [geïntimeerde] en [appellant] een telefoongesprek gevoerd over het televisieprogramma “ [televisieprogramma] ” dat wordt uitgezonden op RTL4 en RTL5.
Ten behoeve van haar medewerkers die dit soort telefoongesprekken voeren, heeft [geïntimeerde] een belscript opgesteld. In dat belscript staat onder meer de informatie die de medewerker van [geïntimeerde] in het telefoongesprek aan de beoogde wederpartij moet verstrekken.
Nadat het telefoongesprek met [appellant] was gevoerd, heeft [geïntimeerde] aan [appellant] een “Deelnamebevestiging” gezonden. In deze deelnamebevestiging staat onder meer het volgende:
“Uw deelname:
(…)
Mediawettelijke bepalingen:
Het uitgangspunt is dat het programma op basis van redactionele onafhankelijkheid tot stand komt. De informatie over uw bedrijf zal middels een item van ca. 2 minuten op een natuurlijke wijze binnen het programma worden verwerkt. Dit echter binnen de grenzen van de toepasselijke (media) wet – en regelgeving. Dit komt de betrouwbaarheid en autoriteit van uw bedrijf ten goede en ten gevolge van deze inhoudelijke keus zullen uw doelstellingen worden gerealiseerd.
Financiële afspraken
Het bedrijf zal voor een totstandkoming van het 2 minuten item inclusief 2 maanden gebruik van de TV Pro-mediaplayer een investering doen van € 2.750,- excl. BTW. Betaling geschiedt uiterlijk op de opnamedag, doch binnen 14 dagen na factuurdatum. (…)
Uitbreiding van de campagne
Zoals aangegeven zijn er naast de participatie middels uw omschreven campagne nog aanvullende mogelijkheden beschikbaar. Onderstaand de mogelijkheden op een rijtje Aankruisen van de onderstaande optie heeft als gevolg dat u zich ook verbindt aan de daarbij horende tarieven.
(…)”
Onderaan beide bladzijdes van de deelnamebevestiging staat onder meer:
“Onze Algemene Voorwaarden zijn van toepassing.”
[appellant] heeft de deelnamebevestiging op 21 oktober 2014 voor akkoord ondertekend en aan [geïntimeerde] geretourneerd.
In artikel 14.3 van de algemene voorwaarden van [geïntimeerde] staat onder meer het volgende:
“Mocht de deelnemer het campagnepakket van item (…) niet binnen 4 maanden kunnen afnemen dan is Opdrachtnemer bevoegd om 100% annuleringskosten in rekening te brengen. Na ondertekening van de deelnamebevestiging is de Opdrachtgever sowieso verplicht het item of de campagne af te nemen. Wil men hiervan afzien om welke reden dan ook, zal er door Opdrachtnemer 100% annuleringskosten in rekening worden gebracht.”
Bij factuur van 6 november 2014 heeft [geïntimeerde] aan [appellant] € 3.327,50 inclusief btw (€ 2.750,-- vermeerderd met 21% btw) in rekening gebracht
Bij e-mail van 21 november 2014 heeft [geïntimeerde] aan [appellant] de opnamedatum (19 januari 2015) en de uitzenddatum (15 februari 2015) bevestigd.
Op verzoek van [appellant] heeft [geïntimeerde] de uitzenddatum (niet de opnamedatum) verplaatst. [appellant] heeft vervolgens bij e-mail van 14 december 2014 aan [geïntimeerde] onder meer het volgende geschreven:
“Graag wil ik jullie laten weten dat ik het heel erg doe waarderen dat deze uitzend datum is opgeschoven. (…)
En hoop bij deze dat er een betalings uitstel van 2 weken mogelijk zou kunnen zijn?
Hopende dat deze mogelijkheid bestaat en dat we alles gewoon door kunnen gaan zetten.”
[geïntimeerde] heeft aan [appellant] meegedeeld niet in te stemmen met uitstel van betaling.
Bij e-mail van 2 januari 2015 heeft [appellant] aan [geïntimeerde] onder meer het volgende geschreven:
“De uitzending is opgeschoven, maar heb begrepen dat het niet voor deze betaaldatum doet gelden.
Door de eerder aangegeven reden is het voor mij nu even lastig om deze betaaldatum aan te houden en vraag me af welke mogelijkheid we hiervoor kunnen treffen.
Aangezien wij deze opnamen/ uitzending niet willen missen (…) hoop ik dat het goed gaat komen.
Ik ben ervan overtuigd dat deze producten een waardige aflevering zal opleveren.
Graag hoor ik welke opties er mogelijk zijn om alles voor als nog te doen doorzetten.”
Bij e-mail van 15 januari 2015 heeft [geïntimeerde] aan [appellant] een betalingsherinnering gezonden ter zake de factuur van 6 november 2014.
Op 15 en 16 januari 2015 is per e-mail een discussie gevoerd tussen [appellant] en [geïntimeerde] over het door [geïntimeerde] aan [appellant] toegezonden script, dat niet naar tevredenheid van [appellant] was. Bij e-mail van 16 januari 2015 heeft [appellant] aan [geïntimeerde] daarover onder meer het volgende meegedeeld:
“Het gaat er niet om dat mijn verwachtingen door jullie niet waargemaakt worden, maar dat jullie niet willen verzorgen dat mij in beginsel is toegezegd, (…)
Mijn doelstellingen worden niet gerealiseerd zoals dat wel met elkaar is afgesproken (…).
Bij deze afstand van jullie opnames en uitzending deze hele zaak. Ook de betaling kunnen jullie mij niet doen verplichten (…)
Ik wens op geen enkele manier meer door jullie benaderd te gaan worden en wens jullie geen succes met het misleiden van andere bedrijven (…).”
Een medewerkster van [geïntimeerde] heeft daarna bij e-mail het volgende meegedeeld aan [appellant] :
“Ik heb begrepen van mijn collega’s van de redactie dat u heeft besloten om u deelname aan ons programma [televisieprogramma] van aanstaande maandag 19-01-2015 niet door wilt laten gaan. Hier zitten wel kosten voor u aan verbonden. Voor het annuleren 1 werkdag voor opname zult u van ons een factuur ontvangen van € 750,-- EXCL BTW.”
[geïntimeerde] heeft haar vordering op [appellant] vervolgens uit handen gegeven aan een incassogemachtigde. Deze incassogemachtigde heeft [appellant] bij brieven van 2 februari 2015 en 17 februari 2015 gesommeerd tot betaling van, kort gezegd, het gefactureerde bedrag van € 3.327,50 vermeerderd met diverse kosten en rente.
3.2.1.In de onderhavige procedure vordert [geïntimeerde] in conventie veroordeling van [appellant] tot betaling van:
het bij de factuur van 6 november 2014 in rekening gebrachte bedrag van € 3.327,50 inclusief btw, vermeerderd met een contractuele rente van 2% per maand vanaf 21 november 2014;
€ 485,85 althans € 457,75 aan buitengerechtelijke incassokosten;
met veroordeling van [appellant] in de proceskosten, vermeerderd met nakosten en wettelijke rente.
3.2.2.Aan deze vordering heeft [geïntimeerde] in de inleidende dagvaarding, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
[appellant] moet zijn betalingsverplichting uit de overeenkomst nakomen. [appellant] kan niet aan zijn betalingsverplichting ontkomen door aan te voeren dat hij van deelname aan het televisieprogramma heeft afgezien, want in dat geval is [appellant] op grond van artikel 14.3 van de algemene voorwaarden aan [geïntimeerde] annuleringskosten verschuldigd ter hoogte van (100% van) de overeengekomen prijs voor deelname.
Bij conclusie van repliek heeft [geïntimeerde] nogmaals gesteld dat [appellant] , indien hij de overeenkomst heeft beëindigd, op grond van artikel 14.3 van de algemene voorwaarden aan [geïntimeerde] annuleringskosten verschuldigd is ter hoogte van (100% van) de overeengekomen prijs voor deelname. [geïntimeerde] heeft bij repliek voorts aangevoerd dat, voor zover de kantonrechter toekenning van annuleringskosten ter hoogte van 100% van de overeengekomen prijs in strijd met de redelijkheid en billijkheid zou achten, [appellant] aan [geïntimeerde] in elk geval de door haar gemaakte kosten ten bedrage van € 574,-- dient te vergoeden.
3.2.3.[appellant] heeft in conventie gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.2.4[appellant] heeft voorts een eis in reconventie ingesteld. Die eis is in het bestreden vonnis van 23 maart 2016 afgewezen en speelt geen rol in dit hoger beroep.
3.2.5.In het bestreden vonnis van 23 maart 2016 heeft de kantonrechter in conventie het door [appellant] gevoerde verweer verworpen en, kort gezegd, de vorderingen van [geïntimeerde] toegewezen.