ECLI:NL:GHSHE:2017:4735

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 november 2017
Publicatiedatum
2 november 2017
Zaaknummer
200.213.549_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een mentor in het kader van mentorschap en ontvankelijkheid van de appellante

In deze zaak gaat het om de benoeming van een mentor voor een betrokkene, waarbij de zuster van de betrokkene, appellante, in hoger beroep is gekomen tegen de benoeming van mr. [mentor] tot mentor. De rechtbank Limburg had op 30 december 2016 een beschikking gegeven waarin mr. [mentor] werd benoemd. Appellante verzocht het hof om deze beschikking te vernietigen en haarzelf als mentor aan te wijzen. Stichting Mondriaan, de organisatie die betrokken was bij de mentorschap, verzocht het hof om appellante niet-ontvankelijk te verklaren in haar beroep.

De mondelinge behandeling vond plaats op 26 september 2017, waarbij appellante werd bijgestaan door haar advocaat mr. H.N.H. Dresschers. Stichting Mondriaan werd vertegenwoordigd door twee vertegenwoordigers en hun advocaat mr. F.H. Kuiper. De betrokkene en de benoemde mentor waren niet aanwezig.

Het hof oordeelde dat appellante niet als belanghebbende kan worden aangemerkt in de zin van de relevante wetgeving, omdat de benoeming van de mentor niet rechtstreeks betrekking heeft op haar rechten en verplichtingen. De omstandigheden die appellante aanvoerde, zoals haar rol als familielid en vertrouwenspersoon, waren niet voldoende om haar ontvankelijkheid in het hoger beroep te rechtvaardigen. Het hof verklaarde appellante uiteindelijk niet-ontvankelijk in haar hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 2 november 2017
Zaaknummer: 200.213.549/01
Zaaknummer eerste aanleg: 5302436 MS VERZ 16-591
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. H.N.H. Dresschers,
als belanghebbenden worden aangemerkt:
- [belanghebbende] , wonende te [woonplaats] , de betrokkene;
- mr. [mentor] h.o.d.n. [bewindvoering] Bewindvoering, gevestigd te [vestigingsplaats] , de mentor.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Limburg, Team Toezicht, zittingsplaats Maastricht, van 30 december 2016.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 27 maart 2017, heeft appellante - kort gezegd - verzocht voormelde beschikking te vernietigen wat betreft de benoeming van mr. [mentor] tot mentor, en opnieuw rechtdoende te bepalen dat appellante tot mentor van betrokkene wordt benoemd met veroordeling van Stichting Mondriaan in de kosten van de procedure.
2.2.
Bij schrijven van Stichting Mondriaan d.d. 22 mei 2017 met bijlage, heeft Stichting Mondriaan verzocht om appellante niet-ontvankelijk te verklaren in haar beroep, althans dit beroep af te wijzen, met bekrachtiging van de beschikking waarvan beroep, zo nodig onder verbetering van rechtsgronden.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 september 2017. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • appellante, bijgestaan door mr. Dresschers;
  • Stichting Mondriaan, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de stichting 1] en [vertegenwoordiger van de stichting 2] , bijgestaan door mr. F.H. Kuiper.
2.4.
De betrokkene is niet verschenen en de mentor is - met bericht van verhindering - evenmin verschenen.
2.5.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • de brief van de mentor d.d. 18 mei 2017 met bijlagen;
  • de brief van de mentor d.d. 5 september 2017;
  • de brief van de advocaat van appellante d.d. 14 september 2017 met bijlagen;
  • de door de advocaat van appellante ter zitting overgelegde pleitnotitie.

3.De beoordeling

3.1.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter, voor zover thans van belang, ten behoeve van [betrokkene] met ingang van 16 januari 2017 een mentorschap ingesteld, met benoeming van mr. [mentor] h.o.d.n. [bewindvoering] Bewindvoering, tot mentor.
3.2.
Appellante kan zich met deze beschikking niet verenigen voor zover het de benoeming van de mentor betreft en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
Ontvankelijkheid in hoger beroep
3.3.
De instelling van het mentorschap als zodanig is niet in geschil. Thans dient het hof te beoordelen of appellante ontvankelijk is in haar appel voor zover het de benoeming van de mentor betreft.
3.4.
Ingevolge het eerste lid van artikel 1:452 Burgerlijk Wetboek (BW) benoemt de rechter die het mentorschap instelt daarbij of zo spoedig mogelijk daarna een mentor. Hij vergewist zich van de bereidheid en vormt zich een oordeel over de geschiktheid van de te benoemen persoon. In het derde en vierde lid van voornoemd artikel is een wettelijke voorkeursregeling opgenomen met betrekking tot de benoeming.
3.5.
Het hof is van oordeel dat appellante ten aanzien van de benoeming van -de persoon van- de mentor niet als belanghebbende in de zin van artikel 798 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is aan te merken. De benoeming van de mentor heeft niet rechtstreeks betrekking op de rechten en verplichtingen van appellante. De door appellante ter zitting aangevoerde omstandigheden dat de betrokkene geen kinderen heeft, dat appellante het enige familielid, de vertrouwenspersoon en de bewindvoerder van betrokkene is en dat appellante lange tijd haar medisch vertegenwoordigster is geweest, leiden niet tot een ander oordeel. Die omstandigheden zien uitsluitend op het belang van de betrokkene dat overigens wordt gewaarborgd door de wettelijke voorkeursregeling en de toezichthoudende rol van de kantonrechter.
3.6.
Evenmin is appellante, als zus van de betrokkene, waar het de te benoemen mentor betreft belanghebbende in de zin van artikel 798 lid 2 Rv. Het hof is, mede gelet op de wetsgeschiedenis op dit punt, van oordeel dat de uitbreiding van het begrip belanghebbende van artikel 798 lid 2 Rv slechts van toepassing is op de instelling of opheffing van het mentorschap. Nu in deze appel-procedure alleen de benoeming van de mentor ter discussie staat kan de onderhavige procedure niet worden gerekend tot de ‘zaken van mentorschap’ als bedoeld in artikel 798 lid 2 Rv.
3.7.
Al het voorgaande brengt met zich mee dat appellante niet in haar hoger beroep kan worden ontvangen. Dat appellante behoort tot de kring van personen die ingevolge artikel 1:451 lid 1 BW om de instelling van het mentorschap kunnen verzoeken, maakt dit niet anders, nu het voorstellen van een te benoemen mentor niet valt te beschouwen als (onderdeel van) een verzoek als in genoemd artikel bedoeld.
3.8.
Het hof zal appellante niet-ontvankelijk verklaren in haar hoger beroep.

4.De beslissing

Het hof:
verklaart appellante niet-ontvankelijk in haar hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, C.N.M. Antens en H.M.A.W. Erven en is in het openbaar uitgesproken op 2 november 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.