3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
3.1.1.[appellanten] woonden in 2006 al meer dan 10 jaren in België. In dat jaar waren zij in gemeenschap van goederen gehuwd en hadden drie kinderen. Hun dochter [dochter 1] woonde destijds in België, hun dochter [dochter 2] in Frankrijk en hun zoon [zoon] in Nederland.
3.1.2.In 1964 heeft [appellant] de [Autogroep] Autogroep (hierna: [Autogroep] ) opgericht. Op enig moment heeft hij de bedrijfsactiviteiten ondergebracht in meerdere werkmaatschappijen, B.V.’s. De aandelen van deze B.V.’s werden in 2006 gehouden door [Holding] Holding BV. [BV] BV (verder te noemen: [BV] ) is de Nederlandse (financiële) holding van [Autogroep] . De Stichting Administratiekantoor [BV] (STAK) is enig aandeelhouder van [BV] . Vanaf 1999 was [appellant] enig bestuurder van STAK. Tot 22 september 2006 hield [appellant] , via zijn Belgische vennootschap N.V. [N.V.] 75% van de certificaten van de aandelen in [BV] . De overige 25% werd (indirect) gehouden door [zoon] , de zoon van [appellanten] De door [appellant] in privé gehouden onroerende zaken werden aan [Autogroep] ter beschikking gesteld.
3.1.3.[geïntimeerde] is een accountants- en belastingadvieskantoor. Vanaf 1999 verrichtte zij werkzaamheden voor [Autogroep] . [geïntimeerde] verzorgde in dat kader onder meer de Nederlandse aangiften Inkomstenbelasting (IB) van [appellanten]
3.1.4.Op 3 oktober 2005 hebben [appellanten] , na daarover advies te hebben ingewonnen bij [geïntimeerde] , een onroerende zaak aan de [adres 1] te [plaats 1] (hierna: het pand aan de [adres 1] ) in eigendom verworven. Dit pand is door [appellanten] aan [Autogroep] ter beschikking gesteld. In de aangiften IB 2005 en 2006 van [appellanten] is deze zaak in box 1 opgenomen onder resultaten uit overige werkzaamheden door vermogensbestanddelen voor een bedrag van € 1.958.603,00.
3.1.5.Vanaf eind 2005 hebben [appellanten] met [geïntimeerde] en anderen gesproken over overdracht van vermogen van [appellanten] aan hun kinderen. Hiertoe hebben in aanwezigheid van (onder meer) [appellanten] , de heren [derde 1] en [derde 2] (beiden namens [geïntimeerde] ) en de heer [derde 3] en mevrouw [derde 4] (beiden van het advocaten- en notariskantoor [kantoor] ) vier besprekingen plaatsgevonden, te weten op 13 maart 2006, 4 april 2006, 12 mei 2006 en 27 juni 2006. Van deze besprekingen zijn door [kantoor] verslagen opgesteld (producties 5, 6, 8 en 9 bij inleidende dagvaarding).
3.1.6.Op 22 september 2006 is een notariële akte
“van schenking door de heer [appellant] aan zijn kinderen van certificaten van aandelen in het kapitaal van NV [BV] onder voorbehoud van het recht van vruchtgebruik”verleden (productie 12 bij inleidende dagvaarding). Vanaf 22 september 2006 zijn naast [appellant] ook [appellante] en de drie kinderen van [appellant] bestuurders van de STAK.
3.1.7.Na de ‘bedrijfsoverdracht’, waarmee [appellanten] bedoelt voornoemde schenking van certificaten aan de kinderen, heeft [appellant] nog drie onroerende zaken in eigendom verworven en aan [Autogroep] ter beschikking gesteld. Het betreft:
- een pand aan het [adres 2] te [plaats 2] , gekocht op 10 april 2007;
- een pand aan de [adres 3] te [plaats 3] , gekocht op 28 februari 2008 en
- een pand aan de [adres 4] te [plaats 3] , gekocht op 30 september 2008.
In de aangifte IB 2007 van [appellanten] heeft [geïntimeerde] de panden aan de [adres 1] en het [adres 2] in box 3 opgegeven onder voordelen uit sparen en beleggen uit overige onroerende zaken.
3.1.8.Per brief d.d. 26 juni 2009 heeft drs. [derde 2] FB van [geïntimeerde] aan de belastingdienst meegedeeld (productie 15 bij inleidende dagvaarding):
“De ingediende aangifte inkomstenbelasting (…) 2006 van bovengenoemde belastingplichtige(hof: [appellanten] )
blijkt niet correct. Per abuis is in de aangifte geen rekening gehouden met de overdracht van de aandelen in NV [BV] per 22 september 2006. Als gevolg van deze overdracht verschuift het pand in [plaats 1] alsmede de schuld met betrekking tot het pand van box 1 naar box 3. (…) Wij willen u verzoeken bij het opleggen van de definitieve aanslag rekening te houden met bovengenoemde verschuiving”.
3.1.9.In de aangiften IB 2008 t/m 2011 van [appellanten] heeft [geïntimeerde] telkens de door [appellant] aan [Autogroep] ter beschikking gestelde bedrijfspanden in box 3 opgegeven.
3.1.10.Op 20 april 2013 heeft [appellant] een koopovereenkomst gesloten met [bedrijf] met betrekking tot het pand aan de [adres 1] onder de ontbindende voorwaarde dat de gemeente meewerkt aan de vestiging van een supermarkt in dit pand. De overeengekomen koopprijs bedraagt € 3.460.000,00.
3.1.11.Per brief d.d. 19 september 2013 (productie 28 bij inleidende dagvaarding) heeft [appellant] [geïntimeerde] aansprakelijk gesteld voor de schade die [appellanten] lijden in de vorm van verschuldigde inkomstenbelasting, boetes en rente als gevolg van de advisering van [geïntimeerde] in het kader van het voorbehouden recht van vruchtgebruik.
3.1.12.Op 23 december 2013 heeft [appellant] afstand gedaan van het in 2006 gevestigde recht van vruchtgebruik op de certificaten van aandelen.
3.1.13.Medio 2014 is tussen [appellanten] en de belastingdienst een vaststellingsovereenkomst gesloten (productie 35 bij inleidende dagvaarding). Deze houdt onder meer in:
“1. Boxherstel 2006-2012.
Het herstel over de jaren 2006 tot en met 2012 zal plaatsvinden in de aangiften inkomstenbelasting 2012 van de belanghebbende en zijn echtgenote(hof: [appellanten] )
(…).
2. Beëindiging terbeschikkingstellingsregeling box 1 in 2013.
a. (…)
b. De waarde van het vastgoed te [plaats 1]hof: het pand aan de [adres 1] )
is compromissoir overeengekomen en bedraagt op het beëindigingsmoment € 1.700.000.
(…).
De aangiften inkomstenbelasting 2012 en 2013 van de belanghebbende en diens echtgenote worden (…) ingediend en door de inspecteur ten spoedigste vastgesteld”.
3.1.14.De overdracht van het pand aan de [adres 1] aan [bedrijf] heeft uiteindelijk niet plaatsgevonden.
3.2.1.[appellanten] hebben in eerste aanleg, samengevat, gevorderd:
- veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling aan [appellanten] van een bedrag van € 358.221,86 ter zake van schadevergoeding, te vermeerderen met wettelijke rente;
- een verklaring voor recht dat de door [appellant] per brief van 22 september 2014 ingeroepen buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst(en) van opdracht tussen [BV] en /of [Holding] Holding enerzijds en [geïntimeerde] anderzijds rechtsgevolg heeft, althans ontbinding van deze overeenkomst(en) door de rechtbank op grond van de tekortkomingen van [geïntimeerde] in de nakoming daarvan;
- veroordeling van [geïntimeerde] tot ongedaanmaking van alle op grond van deze overeenkomst(en) verrichte prestaties, waaronder begrepen terugbetaling van de declaraties ad € 82.010,00, € 5.554,61 en € 7.917,00, te vermeerderen met wettelijke rente;
- veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling aan [appellanten] van een bedrag van € 139.089,87 ter zake van buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente, en de nakosten.
3.2.2.Aan deze vorderingen hebben [appellanten] in eerste aanleg ten grondslag gelegd dat [geïntimeerde] jegens [BV] en/of [Holding] Holding toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichting om bij haar werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht te nemen en dat zij daarmee ook onrechtmatig jegens [appellant] heeft gehandeld. [appellanten] hebben daartoe, heel kort samengevat, aangevoerd dat [geïntimeerde] heeft nagelaten [appellanten] in het kader van de voorgenomen bedrijfsoverdracht te adviseren over dan wel te wijzen op de fiscale gevolgen voor [appellant] van een voorbehoud van het recht van vruchtgebruik bij schenking van aandelen van [BV] aan hun kinderen en dit ook niet later alsnog hebben gedaan en dat [geïntimeerde] aangiftes IB van [appellanten] onjuist heeft opgesteld.
3.2.3.[geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.2.4.Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de vorderingen van [appellanten] afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten en nakosten. De rechtbank heeft, kort samengevat, overwogen dat niet in rechte is komen vast te staan dat [geïntimeerde] als belastingadviseur is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens [BV] en/of [Holding] Holding uit hoofde van overeenkomst(en) van opdracht en dat zij daarmee onrechtmatig jegens [appellant] heeft gehandeld.
3.4.1.[appellanten] hebben in hoger beroep tegen voornoemd vonnis 11 grieven aangevoerd.
Grieven 1 en 2 hebben betrekking op het onderwerp en de omvang van de aan [geïntimeerde] gegeven adviesopdracht in het kader van overdracht van vermogen aan de kinderen van [appellanten]
Grieven 3 tot en met 5 hebben, kort gezegd, betrekking op de door [appellanten] gestelde verplichting van [geïntimeerde] om zelfstandig te adviseren over de fiscale consequenties van de schenking van aandelen onder voorbehoud van recht van vruchtgebruik.
Grief 6 heeft betrekking op de door [geïntimeerde] over de jaren 2006 tot en met 2011 verzorgde aangiften IB van [appellanten]
Grief 7 is gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat niet is komen vast te staan dat [geïntimeerde] jegens [Holding] Holding/ [BV] tekort is geschoten en daarmee onrechtmatig heeft gehandeld.
Grieven 8 en 9 zijn gericht tegen de afwijzing door de rechtbank van de vorderingen van [appellanten] ten aanzien van de ontbinding van de overeenkomst tussen [Holding] Holding/ [BV] en [geïntimeerde] en de ongedaanmaking van de gevolgen van die overeenkomst. Grieven 10 is gericht tegen de afwijzing van de door [appellanten] gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten.
Grief 11 heeft ten slotte betrekking op de proceskostenveroordeling van [appellanten]
hebben geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis, tot het alsnog toewijzen van hun vorderingen, tot veroordeling van [geïntimeerde] om al wat [appellanten] ter uitvoering van het bestreden vonnis aan [geïntimeerde] hebben voldaan aan [appellanten] terug te betalen, te vermeerderen met wettelijke rente, en tot veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten van beide instanties, te vermeerderen met wettelijke rente.