3.8.De Wet ter bescherming van het mariene milieu houdt onder meer het volgende in.
Art. 2. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder:
1° «zeegebieden» : de territoriale zee, de exclusieve economische zone en het continentaal plat, bedoeld in de wet van 13 juni 1969 inzake het continentaal plat van België;
(…)
5° «verontreiniging» : de rechtstreekse of onrechtstreekse inbrenging door de mens van stoffen en energie in de zeegebieden, die schadelijke gevolgen heeft of naar alle waarschijnlijkheid kan hebben, zoals schade aan de levende rijkdommen van de zee en de mariene ecosystemen, gevaar voor de gezondheid van de mens, belemmering van activiteiten op zee, met inbegrip van het vissen en andere rechtmatige gebruiken van de zee, aantasting van de kwaliteit van het zeewater of vermindering van de recreatieve waarde;
(…)
8° «schip» : elk vaartuig, van welk type of omvang ook, dat in het mariene milieu opereert, waaronder onder meer draagvleugelboten, luchtkussenvaartuigen, afzinkbare vaartuigen, drijvende tuigen, alsmede vaste of drijvende platforms;
(…)
11° «scheepseigenaar»: de eigenaar de bevrachter, de beheerder of de exploitant van het schip:
(…)
Art. 4
§ 1. De gebruikers van de zeegebieden en de overheid zullen bij het uitvoeren van hun activiteiten in de zeegebieden rekening houden met het beginsel van het preventief handelen, het voorzorgsbeginsel, het beginsel van het duurzaam beheer het beginsel dat de vervuiler betaalt en het herstelbeginsel.
(…)
§ 5. Het beginsel de vervuiler betaalt betekent dat de kosten voor maatregelen ter voorkoming, vermindering en bestrijding van verontreiniging en voor het herstellen van schade voor rekening van de vervuiler zijn.
§ 6. Het herstelbeginsel impliceert bij schade of milieuverstoring in de zeegebieden het mariene milieu in de mate van het mogelijke wordt hersteld in de oorspronkelijke toestand.
Art. 5. Elke persoon die in de zeegebieden een activiteit uitoefent, heeft de verplichting de nodige voorzorgen te nemen ter voorkoming van schade en milieuverstoring. In het bijzonder heeft de scheepseigenaar de verplichting alle nodige voorzorgsmaatregelen te nemen om verontreiniging te voorkomen en te beperken.
(…)
Art 34. De overheid met bevoegdheid op zee kan het voorstel aanvaarden van de veroorzaker van een verontreiniging om zijn eigen interventiemiddelen te ontplooien teneinde het hoofd te bieden aan de verontreiniging of de effecten ervan te verminderen of te voorkomen. In dit geval, geeft zij geval per geval de toestemming voor het gebruik van de voorgestelde interventiemethodes. De overheid met bevoegdheid op zee blijft belast met de coördinatie van de interventie ter plaatse en houdt toezicht op de operaties. Haar beslissing ontslaat de veroorzaker van een verontreiniging niet van zijn aansprakelijkheid inzake de vergoeding van de kosten van de veroorzaakte schade.
(…)
Art. 37. § 1. Elke schade en elke milieusverstoring die de zeegebieden aantast ten gevolge van een ongeval of een inbreuk op de van kracht zijnde wetgeving, brengt voor diegene die de schade of milieuverstoring heeft veroorzaakt, de verplichting mee deze te herstellen, zelfs al heeft hij geen fout begaan.
Art. 38. De kosten van de te herstellen schade bij verontreiniging omvat ook de kosten gedragen door de overheid en de personen die op haar verzoek tussenkwamen, voor het nemen van maatregelen ter voorkoming, beperking, vrijwaring, bescherming en bestrijding van verontreiniging of een dreigende verontreiniging van het mariene milieu.
(…)
Art. 56. (…)
§ 2. De rechtspersonen, en in het bijzonder de scheepseigenaar, zijn burgerrechtelijk aansprakelijk voor de verplichtingen van hun organen, die voortvloeien uit de toepassing van artikel 37.