6.1.In r.o. 2.1 heeft de kantonrechter vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. In de grieven wordt deze vaststelling bestreden, maar zoals hierna zal blijken onterecht. Het hof gaat daarmee uit van dezelfde feiten als de kantonrechter.
- Op [datum] 2011 vond er op de [weg] in [plaats] ter hoogte van de (voormalige) woning van [appellante] (huisnummer [huisnummer] ) een aanrijding plaats tussen de auto bestuurd door [appellante] en de auto bestuurd door [geïntimeerde 1] . Op de [weg] geldt een maximum snelheid van 30 km/h.
- De auto van [appellante] liep bij de aanrijding schade op aan de punt van de linkerachterzijde, die van [geïntimeerde 1] rechtsachter aan de zijkant. Afzonderlijk van elkaar hebben [appellante] en [geïntimeerde 1] een aanrijdingsformulier ingevuld en aan hun verzekeringsmaatschappij ( [B.V. 1] B.V. (een gevolmachtigde van [onderneming] ), respectievelijk [geïntimeerde 2] ) gezonden. Er is door de politie geen proces-verbaal opgemaakt.
- De schade aan de auto van [appellante] , die € 1.589,59 bedroeg, is door [onderneming] vergoed.
De schade aan de auto van [geïntimeerde 1] is eveneens door [onderneming] betaald (aan [geïntimeerde 2] ).
- Als gevolg van het een en ander is [appellante] teruggevallen in haar no-claim korting (‘Bonus/Malus korting’), wat heeft geleid tot verhoging van haar autoverzekeringspremie.
- Bij brief van 30 juni 2014 heeft de gemachtigde van [appellante] [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] aansprakelijk gesteld voor de door [appellante] geleden schade als gevolg van de aanrijding.
6.2.1.[appellante] heeft in eerste aanleg gevorderd:
- een verklaring voor recht dat [geïntimeerde 1] aansprakelijk is voor de aanrijding tussen partijen op [datum] 2011 te [plaats] ;
- hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] tot betaling aan [appellante] van een bedrag van € 373,89 wegens verletkosten;
- hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] tot betaling van een bedrag van
€ 1.589,59 ter zake van vergoeding van de schade aan de auto van [appellante] , dit op straffe van een dwangsom van € 50,00 per dag voor iedere dag dat [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] daarmee in gebreke blijven;
- hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] in de proceskosten.
Aan deze vordering heeft [appellante] , kort samengevat, ten grondslag gelegd dat [geïntimeerde 1] met haar auto op de auto van [appellante] is gereden toen [appellante] de oprit was uitgereden en op de [weg] stilstond om de auto in de eerste versnelling te zetten. Hiermee [heeft geïntimeerde 1] de norm van artikel 19 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) heeft overtreden en is zij aansprakelijk voor de door [appellante] als gevolg van de aanrijding geleden schade, aldus [appellante] .
6.2.2.[geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hebben hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd. Dit verweer houdt kort gezegd in dat [appellante] , toen zij met haar auto achteruit van haar oprit de weg op reed, in strijd met artikel 54 RVV 1990 geen voorrang heeft verleend aan [geïntimeerde 1] .