Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/294102 / HA ZA 15-67)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord in principaal appel, tevens memorie van grieven in incidenteel appel, tevens houdende wijziging van eis en vordering in het incident, met producties;
- de antwoordmemorie in het incident van [appellante] , met producties.
3.De beoordeling
"Vooralsnog bestaan er geen zwaarwegende gronden voor het reeds thans opleggen van de sanctie van lijfsdwang; niet, dan wel onvoldoende is immers gebleken, dat de andere prikkel tot nakoming (dwangsom) geen, dan wel onvoldoende effect zal sorteren."
in die procedurede vereiste samenhang tussen de gevraagde voorlopige voorziening en de hoofdvordering ontbrak en dat de voorlopige voorziening om die reden niet toewijsbaar was. Er is in die zaak geen enkele inhoudelijke beslissing gegeven op de vordering in het incident. Van misbruik van procesrecht is geen sprake.
"dient reeds op dit moment het incidentele appel van [geïntimeerde] te worden afgewezen aangezien om processuele redenen de incidentele vorderingen al dan niet kunnen."
" [appellante] betwist met klem dat zij voornoemd paard dient af te geven aan [geïntimeerde] ") acht het hof dan ook onbegrijpelijk.