ECLI:NL:GHSHE:2017:4568
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- R.R.M. de Moor
- A.P. Zweers-van Vollenhoven
- P.J.M. Bongaarts
- Rechtspraak.nl
Bekrachtiging van de weigering tot toelating tot de schuldsaneringsregeling wegens gebrek aan te goeder trouw van de schuldenaar
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van de rechtbank Limburg om de schuldsaneringsregeling toe te passen voor de appellant. De appellant had verzocht om de schuldsaneringsregeling toe te passen, maar de rechtbank had dit verzoek afgewezen op basis van artikel 288 lid 2 sub b van de Faillissementswet (Fw), omdat de appellant voorafgaand aan zijn verzoek geen minnelijk traject had doorlopen. Daarnaast oordeelde de rechtbank dat de appellant niet te goeder trouw was geweest ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan het verzoek.
De appellant had een aanzienlijke schuldenlast van € 1.340.781,70, waaronder grote schulden aan de Rabobank en andere schuldeisers. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de appellant betoogd dat hij wel degelijk had geprobeerd om een minnelijk traject te doorlopen, maar dat dit niet was gelukt. Het hof heeft echter geoordeeld dat het minnelijk traject dat de appellant in 2015 had geprobeerd, te lang geleden was om nog relevant te zijn voor zijn huidige verzoek. Het hof heeft ook vastgesteld dat de appellant onvoldoende inspanningen heeft geleverd om zijn schulden af te lossen en dat hij zijn betalingscapaciteit op een onterecht lage manier heeft gehouden.
Uiteindelijk heeft het hof de beslissing van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het hof concludeerde dat de appellant niet aan de vereisten voor toelating tot de schuldsaneringsregeling voldeed. De uitspraak benadrukt het belang van te goeder trouw handelen van de schuldenaar en de noodzaak om een minnelijk traject te doorlopen voordat een beroep op de schuldsaneringsregeling kan worden gedaan.