3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. a) [geïntimeerde] is gehuwd geweest met [betrokkene] (hierna: [betrokkene] ).
b) [betrokkene] was (op datum faillissement) directeur/enig aandeelhouder van [de vennootschap] BV, opgericht op 15 november 2010 en door de rechtbank Rotterdam in staat van faillissement verklaard op 15 februari 2011.
c) De curator is op 14 juni 2012 als opvolgend curator benoemd in het faillissement van [de vennootschap] BV.
d) Op 8 september 2010 is de echtscheiding tussen [geïntimeerde] en [betrokkene] ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. [geïntimeerde] en [betrokkene] waren overeengekomen dat [betrokkene] aan [geïntimeerde] met ingang van 1 januari 2010 ter zake partneralimentatie zou voldoen € 1.200,- per maand en tevens zou bijdragen in de woonlasten van [geïntimeerde] , totdat de voormalige echtelijke woning zou zijn verkocht. Een en ander is vastgelegd in het echtscheidingsconvenant van juni 2010.
e) [betrokkene] heeft in de periode maart 2010 tot en met januari 2011 vanaf de bankrekening van [de vennootschap] BV i.o. c.q. [de vennootschap] BV aan [geïntimeerde] maandelijks bedragen overgemaakt tot een totaalbedrag van € 15.925,00. Hierbij werd als betalingskenmerk verwezen naar (maand)facturen.
f) Bij het in kracht van gewijsde gegane vonnis van 18 december 2013, gewezen tussen de curator en [betrokkene] , heeft de rechtbank Rotterdam voor recht verklaard dat [betrokkene] op grond van artikel 2:248 BW aansprakelijk is voor het boedeltekort in het faillissement van [de vennootschap] BV en is hij veroordeeld tot betaling van een deel van dat tekort. In dit vonnis wordt in rov 4.15 overwogen dat [betrokkene] facturen heeft vervalst teneinde te bewerkstelligen dat de alimentatie die hij aan [geïntimeerde] moest betalen, door [de vennootschap] BV werd voldaan. Uit dien hoofde is blijkens overgelegde valse facturen in totaal € 5.901,00 aan [geïntimeerde] betaald door [de vennootschap] BV, aldus het vonnis.
3.2.1.In deze procedure heeft de curator gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad en voor zover mogelijk tegen behoorlijk bewijs van kwijting, [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van:
- het bedrag van € 15.925,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van ontvangst van iedere betaling althans vanaf 24 juli 2014 tot aan de dag der algehele voldoening;
- de buitenrechtelijke incassokosten van € 874,- en
- de proces- en nakosten.
3.2.2.Aan deze vordering heeft de curator onrechtmatige daad en onverschuldigde betaling ten grondslag gelegd. [geïntimeerde] had volgens de curator kunnen en moeten weten dat de betalingen die zij van [de vennootschap] BV ontving gefingeerd waren om te lijken op normale transacties van [de vennootschap] BV. [geïntimeerde] heeft willens en wetens meegewerkt aan de frauduleuze transacties en hiervan geprofiteerd. Bij [de vennootschap] BV is hierdoor schade ontstaan. [de vennootschap] heeft zonder rechtsgrond betalingen verricht aan [geïntimeerde] en zij dient de door haar ontvangen bedragen terug te betalen. Gelet op het onrechtmatige karakter van het handelen van [geïntimeerde] was voor verzuim geen ingebrekestelling vereist en reeds zonder ingebrekestelling was zij te kwader trouw bij het aannemen van de gelden, aldus de curator.
3.2.3.[geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.